Een transitie naar duurzame landbouw is alleen mogelijk als boeren weten aan welke doelen zij moeten bijdragen, en als hun bijdragen worden gewaardeerd en beloond. Hiervoor ontwikkelt een consortium van partijen in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een systematiek met kritische prestatie-indicatoren voor kringlooplandbouw.
De Nederlandse landbouw staat voor de opgave van een transitie naar kringlooplandbouw om klimaat, milieu, biodiversiteit en dierenwelzijn te beschermen. Daarvoor zijn heldere doelen nodig, en een systematiek om die doelen te halen. Kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) kunnen daarbij helpen. Deze maken het mogelijk om prestaties van boeren te meten ten opzichte van duurzaamheidsdoelstellingen. Op basis daarvan zouden hun prestaties ook kunnen worden gewaardeerd en beloond.
Anne van Doorn, programmaleider van het consortium van Wageningen University & Research, Louis Bolk Instituut, Boerenverstand en Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden: “Als onderdeel van ons overkoepelende project heeft mijn collega Robert Baayen samen met ons de bestuurlijke, juridische en beleidsmatige kaders in kaart gebracht, en de plaats die KPI’s kunnen innemen. Een gezamenlijke basis voor KPI’s is belangrijk om beloning van duurzaamheid op grote schaal mogelijk te maken. Bedrijven en overheden kunnen beloningen dan beter op elkaar afstemmen. Ook kan het maatschappelijke kosten beperken, omdat er minder tijd verloren gaat aan het afstemmen van systemen en definities.”
Robert Baayen, onderzoeker bij Wageningen Environmental Research: “Beloning van duurzaamheid is alleen toegestaan binnen Europese kaders. Binnen die kaders liggen er wel allerlei kansen”.
Kansen voor beter verdienmodel
Rijk en provincies mogen duurzaamheidsdiensten grootschalig belonen met belastinggeld, zonder dat er een staatssteuntoets nodig is. Dan moet het extra geld wel worden uitgekeerd via het Nationaal Strategisch Plan van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Ouderwetse staatssteun mag natuurlijk ook. In sommige gevallen mag een opslag van 20% worden gegeven bovenop de vergoeding aan de boer voor de gederfde inkomsten. Dat is bedoeld om deelname aantrekkelijk te maken. Daarnaast mogen ketenpartijen sinds eind 2021 duurzaamheidsafspraken maken, waarmee boeren worden beloond voor duurzame bedrijfsvoering. De meerkosten komen dan voor rekening van de keten en de consument. Wel moeten die kosten worden onderbouwd en zal de toegestane marge beperkt zijn (hooguit 20%). Deze uitzondering op het kartelverbod is een novum. Dit alles biedt kansen voor een beter verdienmodel voor boeren.
Gezamenlijke taal
Een belangrijke bijdrage van een KPI-systematiek aan de verduurzaming van de landbouw is het definiëren van doelen en de vertaling daarvan naar bedrijfsniveau. Een gezamenlijke taal, meetmethodiek en streefwaarden zijn onontbeerlijk. KPI’s stimuleren zo bewustwording bij boeren en concrete actie, maar ze kunnen ook worden gebruikt bij keurmerken, als criteria voor beloning van duurzaamheidsdiensten, voor beprijzing van emissies of voor normering.
Beloning van duurzaamheidsdiensten
Voor een grootschalige transitie van de landbouw naar duurzaamheid zijn aanzienlijke aanvullende financiële middelen nodig, die niet of onvoldoende door de sector zelf kunnen worden opgebracht. Gezien de omvang van de problematiek zullen zulke middelen zowel van private als publieke zijde moeten komen, waarbij private middelen de voorkeur hebben zodat de kosten van schadelijke milieu-effecten geïnternaliseerd kunnen worden in de prijs en verdringing van private initiatieven door overheidssteun wordt voorkomen.
Combinatie van private en publieke financiële middelen en uitkering daarvan door stapeling van beloningen is alleen mogelijk als de verschillende onderdelen afzonderlijk worden ingeregeld en verantwoord, want elke vorm van uitkering kent zijn eigen Europeesrechtelijke kaders (privaat geld: mededinging; publiek geld: staatssteun).
Bij milieuemissies liggen beprijzing en normering overigens meer in de rede dan beloning van vrijwillige emissiereducties, in het bijzonder voor broeikasgassen (met name CO2), ammoniak, nitraat en fosfaat.
Voor een analyse van de huidige vormen van stapeling van beloningen en de economische omvang daarvan, zie het gelijktijdig verschenen rapport ‘Stapelen van beloningen voor natuurinclusieve landbouw; een lonkend perspectief?’ van Silvis, Schrijver en Jellema.
Toepassingen
Een KPI-systematiek is bruikbaar voor alle vier toepassingsvormen die in het overkoepelende KPI-project zijn geïdentificeerd: gebiedsgericht, marktgericht, GLB en vrijstellingen. De juridische kaders daarvoor verschillen echter aanzienlijk van elkaar. De toepassingsvormen en governance zullen daarom los van elkaar moeten worden ingeregeld.
Nieuw perspectief
Baayen: “We hopen met dit onderzoek bij te dragen aan de ontwikkeling van een KPI-systematiek die voor de landbouw werkbaar is. En die het halen van maatschappelijke doelen kan borgen met steun van consumenten, ketenpartijen, banken en overheden. Dit rapport wijst de weg hoe duurzaamheidsdiensten kunnen worden bevorderd en hoe een nieuw verdienmodel voor boeren daarmee vorm kan krijgen. Naast private en publieke steun voor duurzame bedrijfsvoering gaat het ook om afwaardering van landbouwgrond naar landschapsgrond. Ook dat komt in dit rapport aan de orde.”