De natuur beter achterlaten dan dat je het aantrof, is voor een bouwer eenvoudig te realiseren. Dit stellen Jan Willem Burgmans van Heijmans en Léon Dielen van Dura Vermeer. Zij ontwikkelden de Natuurladder, om het collega’s gemakkelijker te maken ambities op het gebied van klimaatadaptief bouwen én het herstellen van de biodiversiteit te realiseren. Een gespreksstarter voor projectteams en meetlat voor natuurvriendelijke werkwijze.
“Al het groen naast onze spoor- water- en snelwegen vormt samen het grootste natuurgebied van Nederland. Dat wordt grotendeels beheerd door ons, bouwers. Dus de infrasector als geheel speelt een grote rol in het tegengaan van de biodiversiteitscrisis en het klimaat robuust maken van Nederland.” Aan het woord is Jan Willem Burgmans, programmamanager Ruimte bij Heijmans. Hij wandelt met zijn oud-collega Léon Dielen, inmiddels adviseur Water en Klimaatadaptatie bij Dura Vermeer Divisie Infra, door de natuur bij Den Bosch. Ze overleggen regelmatig over hoe ze natuurvriendelijker kunnen bouwen. De twee benadrukken dat hun samenwerking vernieuwend, maar ook logisch is, gezien de urgentie en grootte van de klimaatveranderingsopgave.
“In de bouwsector zijn we gewend om de kaarten voor onze borst te houden als het aankomt op innovatie. Maar voor de natuur is het vijf voor twaalf. Daarom dachten we samen na hoe we onze collega’s kunnen laten zien dat binnen onze projecten heel gemakkelijk natuurverbetering of klimaatadaptatie te realiseren is”, legt Léon uit. Zo kwamen de twee op het idee van een Natuurladder. Wel een initiatief, maar géén product van Heijmans of van Dura Vermeer, benadrukken ze. “Uiteindelijk hopen we dat het een instrument wordt van de héle bouwsector.”
Intussen is er vanuit verschillende initiatieven interesse getoond in de Natuurladder. Met deze partijen wordt gekeken hoe de Natuurladder verder ontwikkeld kan worden.
Wel ambities, geen acties
Want ondanks een collectief besef dat het anders moet, merken de vakgenoten dat er in de praktijk nog te weinig gebeurt. “Dat komt niet door onwil bij de opdrachtgever, er is vaak geld beschikbaar om duurzame doelen te realiseren. Ook wij als bouwers hebben duurzame ambities. En toch lukt het nog niet voldoende om echt natuurvriendelijk te bouwen”, ziet Jan Willem.
Hoe dat komt? Het is lastig abstracte beleidsdoelstellingen, zoals versterken van biodiversiteit, het lokaal vasthouden van water en voorkomen van hittestress, te vertalen naar concrete maatregelen als het achterwege laten van onnodige verharding, inheemse beplanting toepassen en huisvesting voor dieren in bruggen en viaducten integreren. Ook zien ze dat bij langdurige projecten duurzame ambities verwateren, door personeelswisselingen, tijdsdruk of financiële keuzes. Léon: “Uiteindelijk zijn wij mensen met een civiele achtergrond, gewend om te werken met beton en asfalt en om binnen een bepaalde tijd en voor een bepaald budget een project op te leveren. Dan komen biodiversiteit en klimaatadaptieve maatregelen niet altijd op de eerste plaats.”
Behapbaar
De sleutel tot natuurvriendelijker bouwen ligt daarom niet in maatregelen van bovenaf, maar in de bewustwording en cultuur binnen de bouw en bij de mensen die projecten uitvoeren. Dat besef bracht Jan Willem en Léon tot de ontwikkeling van de Natuurladder. “Het concept is vergelijkbaar met de Veiligheidsladder. Het gaat erom dat je natuurvriendelijk bouwen behapbaar maakt, het indeelt in kleine stapjes. En dat je laat zien hoe eenvoudige acties al grote effecten hebben”, legt Jan Willem uit.
Door het volgen van een matrix op het gebied van gedrag, leiderschap en inhoud, kan iedereen zelf berekenen op welke trede een project zich bevindt. Léon: “De meeste projecten bevinden zich nu op trede 1, daar wordt dus eigenlijk natuuronbewust gebouwd. Ga je naar trede 2, dan ben je al ad hoc bezig met natuurvriendelijke maatregelen. Niet alle geïnventariseerde kansen hoeven ook daadwerkelijk te worden gerealiseerd. Onderdeel van trede 2 van de Natuurladder is een lijst van maatregelen die gemakkelijk en op bijna ieder project in te zetten zijn.
“Het gebeurt regelmatig dat door zwaar materieel de grond op een bouwplaats verdicht. Dat kun je voorkomen door een lagere bandenspanning of door de grond weer open te trekken na vertrek. Of door de plek waar de keet stond als een groene hotspot achter te laten na vertrek. We kunnen bijvoorbeeld de grond bewerken en inzaaien, zodat het geen litteken achterlaat in het landschap”, legt Jan Willem uit.