Duurzaamheid krijgt handen en voeten

Duurzaamheid wordt vaak als verzamelbegrip gehanteerd waarbij niet duidelijk is wat er wordt bedoeld. In de monitor is het brede begrip duurzame ontwikkeling nader uitgewerkt en meetbaar gemaakt. Uitgangspunt is dat de hulpbronnen (natuurlijk, sociaal, menselijk en economisch kapitaal) in kaart worden gebracht die zowel voor de huidige als de toekomstige generaties van belang zijn in hun streven naar welvaart. In het welvaartsbegrip worden naast de materiële welvaart (bbp) ook andere aspecten meegenomen, zoals de mate waarin burgers elkaar vertrouwen, vrije tijd en schone lucht.

De monitor presenteert indicatoren voor twaalf thema’s. Met deze indicatorenset wordt de ontwikkeling op het gebied van duurzaamheid zichtbaar gemaakt. Bovendien wordt inzicht verschaft hoe Nederland zich verhoudt ten opzichte van andere landen. Omdat duurzaamheid gaat over de structurele kwaliteit van de samenleving is er veel aandacht voor de langetermijnontwikkelingen van de indicatoren.

Op veel terreinen gaat het goed
Het gemiddeld inkomen, de gezondheid en het onderwijsniveau zijn in Nederland vanaf midden vorige eeuw flink toegenomen. De inwoners van Nederland hebben bovendien veel vertrouwen in elkaar en in de instituties van het land. Nederland is een ‘high trust society’. De bedrijven hebben een grote hoeveelheid kennis opgebouwd en beschikken over productieve arbeidskrachten. De kwaliteit van bodem, water en lucht is de laatste decennia sterk verbeterd, hoewel we, als dichtbevolkt land, vergeleken met Europa nog relatief veel schade aan natuur en gezondheid ondervinden door de lokale milieuvervuiling (bijvoorbeeld fijn stof). De geschetste positieve trends vormen een stevig fundament voor de welvaart en duurzaamheid van ons land, maar er zijn ook punten van zorg.

Klimaat en biodiversiteit zijn grootste zorgen

De grootste duurzaamheidsproblemen zijn de klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Deze problemen hebben een sterk mondiaal karakter wat de oplossing zeer moeilijk maakt.

Klimaatverandering.
Volgens de huidige mondiale trends zal de temperatuurstijging in deze eeuw vermoedelijk meer dan twee graden bedragen. Weliswaar is het technisch mogelijk het klimaatprobleem te beperken tot een temperatuurstijging van twee graden, maar het is vooralsnog niet gelukt om de hiervoor noodzakelijke mondiale afspraken te maken. Ons land heeft grote mogelijkheden om de emissies van broeikasgassen vanuit de bebouwde omgeving te verminderen. Direct en indirect gaat het om een vermindering van maximaal 30 procent van de totale emissie.

Biodiversiteit.
In Nederland is op het land nog maar 15 procent van de oorspronkelijke biodiversiteit over. Ook in de rest van de wereld legt met name de landbouw een grote druk op de ruimte en daarmee op de nog aanwezige biodiversiteit. Met de huidige trends zal het tempo van de vermindering van de biodiversiteit vermoedelijk zelfs versnellen. Nederland legt via de consumptieve bestedingen een relatief groot beslag op de natuurlijke hulpbronnen van andere landen. Ter wille van de mondiale duurzaamheid is een verhoging van de landbouwproductiviteit nodig. Dit is gunstig voor het armoede- en voedselvraagstuk en voor de biodiversiteit. Technologie alleen zal echter onvoldoende zijn om het verlies aan biodiversiteit te stoppen. Ook een verminderde vleesconsumptie kan daaraan bijdragen. De trend is juist omgekeerd: vooral in de zich ontwikkelende landen wordt steeds meer vlees gegeten. Samen met het gericht beschermen van vooral tropische natuur zijn deze maatregelen ook gunstig voor het te voeren klimaatbeleid. Bovendien zijn de kosten van deze maatregelen beduidend geringer.

Aandacht geboden voor vergrijzing, kennis en sociale cohesie

Op nationale schaal zijn er aandachtspunten die samenhangen met arbeid en vergrijzing, kennis en sociale cohesie.

Arbeid en vergrijzing.
De toenemende vergrijzing heeft een drukkend effect op de beschikbare arbeid en financiële middelen. Door te investeren in kennis en het verhogen van de deelname van vrouwen, ouderen en allochtonen aan het arbeidsproces kan hier tegenwicht tegen worden geboden.

Kennis.
Voor de arbeidsproductiviteit op lange termijn is het van essentieel belang dat ons onderwijssysteem goed functioneert en dat bedrijven innoveren. Er zijn geen aanwijzingen dat het stelselmatig slecht gaat met de Nederlandse kenniseconomie. Wel zijn er zorgen over schooluitval, het gebrek aan excellentie, het lerarentekort, de kwaliteit van het onderwijs en de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven.

Sociale cohesie.
Ondanks het grote vertrouwen dat Nederlanders hebben in hun medeburgers en in maatschappelijke instituties maakt de burger zich zorgen over de sociale cohesie in de toekomst. Een hoog percentage van de burgers ziet spanningen tussen etnische groepen, zij het dat de meeste Nederlanders de integratieproblemen vooral als iets tijdelijks beschouwen. Bij de mate van sociale cohesie speelt sociaaleconomische ongelijkheid een rol. Op belangrijke maatschappelijke terreinen (arbeidsmarkt, inkomen) verkeren vrouwen, niet-westerse allochtonen en laagopgeleiden in een achterstandspositie.

Duurzaamheidsbeleid en afruilen

Duurzaamheidsbeleid is keuzes maken met de schaarse middelen die we tot onze beschikking hebben. Meer van het één betekent vaak minder van het ander. In veel gevallen spelen er afruilrelaties tussen het ‘hier en nu’ met het ‘elders en later’. Zo staat tegenover de schade aan klimaat en biodiversiteit een groeiende materiële welvaart. De lusten zijn vaak voor de huidige generatie en de ontwikkelde wereld, de lasten voor ‘elders en later’. Het zijn dergelijke spanningen waarmee de overheid wordt geconfronteerd bij het formuleren van beleid. Voor klimaatverandering en biodiversiteit is de internationale coördinatie een grote complicerende factor.