Birmees hout is conflicthout: met de opbrengsten van de houthandel financiert de Birmese junta het gewapende conflict in het land, waarbij mensenrechten grof geschonden worden. Wegens die schendingen heeft de Europese Raad in 2008 een handelsboycot op Birmees hout ingesteld.
Volgens de landbouworganisatie van de Verenigde Naties verdwijnt jaarlijks 466.000 hectare bos in Birma, zo’n 75 voetbalvelden per uur.
Destructieve houtkap leidt er tot landrechtenconflicten, verlies aan biodiversiteit en armoede.
Milieudefensie deed in Nederland onderzoek bij ondernemingen die betrokken zijn of waren bij de handel in Birmees teakhout. In Birma bracht een onderzoeker de houtstromen in kaart. De directe houthandel van Birma naar Europa lijkt gestaakt, het hout komt echter via landen als Maleisië en Thailand alsnog op de Europese markt terecht. Daarvoor worden papieren vervalst om de Birmese origine te maskeren, of wordt het hout verder verwerkt, waardoor de herkomst ervan officieel verandert.
Ontduiken
In Nederland zijn Koninklijke Boogaerdt Groep en Worldwood grote spelers in de handel in Birmees teak voor de jachtbouw. Zij geven zelf aan, het teakhout via zagerijen in onder andere Maleisië en Thailand in te kopen.
Bovendien hebben veel Europese bedrijven net voor de inwerkingtreding van de boycot grote hoeveelheden Birmees hout ingeslagen, dat nu op de Europese markt wordt verhandeld. De Sanctieregeling Birma stelt echter, dat bedrijven niet bewust activiteiten mogen ondernemen om die regeling te ontduiken. Het omzeilen van de sanctieregeling door Nederlandse en Europese bedrijven levert oneerlijke concurrentie op voor bedrijven die zich wel aan de boycot houden, zoals de Nederlandse houthandel DLH.
Anne van Schaik, campagneleider Globalisering bij Milieudefensie: ‘De rechter moet maar uitzoeken of het omzeilen van de boycot op deze wijze een feitelijke overtreding ervan is, maar Boogaerdt , Worldwood en andere bedrijven zouden sowieso de geest van de regeling moeten naleven en de import moeten stoppen. De politiek moet de indirecte importen bovendien expliciet verbieden.’