Duurzame ontwikkeling is een van de prioriteiten van dit kabinet. Duurzaam inkopen is daarvan een belangrijk onderdeel. De overheid koopt jaarlijks voor zo’n 40 miljard euro in. Door gebruik te maken van deze inkoopmacht wordt de markt voor duurzame producten gestimuleerd en wordt een prikkel gegeven aan innovatie en duurzaamheid in het bedrijfsleven. In 2010 gaat de rijksoverheid voor 100 procent duurzaam inkopen, de gemeenten voor 75 procent en de provincies en waterschappen voor 50 procent.
De afgelopen periode is er, naast de voortgang in de ontwikkeling van de milieucriteria voor rijksinkoop, ook op andere punten voortgang geboekt. Zo is gestart met het opnemen van ‘cradle to cradle’-elementen in de milieucriteria voor duurzaam inkopen: productkenmerken als herbruikbaarheid, demonteerbaarheid en het gebruik van secundaire grondstoffen worden daarin opgenomen. Daarnaast is gestart met de campagne ‘Duurzaam inkopen: gewoon doen!’ VNG, IPO en Unie van Waterschappen organiseren meer dan 100 cursussen en bijeenkomsten voor bestuurders en inkopers van gemeenten, provincies en waterschappen. Ook andere organisaties hebben belangstelling voor duurzaam inkopen. Binnenkort tekenen universiteiten en hogescholen een verklaring dat zij hun inkoop voortaan volgens duurzame principes zullen doen. Het middelbaar beroepsonderwijs, het voortgezet onderwijs en het basisonderwijs zijn eveneens benaderd.
In Europees verband begint duurzaam inkopen inmiddels ook vaste vorm aan te nemen. De Europese Commissie publiceerde de ‘Government Green Procurement’, een kader dat moet leiden tot een systeem van duurzaam inkopen bij alle lidstaten. De commissie heeft, op voorspraak van Nederland, gekozen voor een doelstelling in 2010 van 50 procent duurzaam inkopen per lidstaat en niet voor een Europabrede doelstellling van 50 procent.