In het debat over verduurzaming van de economie is regelmatig het anti-groei geluid te horen. Vergroenen van de economie en economische groei zou niet mogelijk zijn. Zonder groei zijn de milieuproblemen echter niet opgelost. Net zoals er nog geen absolute ontkoppeling is bij groei (meer groei gaat dan samen met minder milieuschade), leidt krimp evenmin automatisch tot minder ecologische problemen. Neem de enorme economische krimp in het eerste coronajaar van ruim 3 procent. Zelfs toen daalde de mondiale broeikasgassenuitstoot maar met 6,5 procent, om het jaar daarna weer te pieken. Zonder economische groei komen er bovendien aanzienlijk minder middelen beschikbaar om te investeren in technologische oplossingen voor vergroening.
Daarenboven is economische groei nodig. Economische groei komt voort uit moeilijk te onderdrukken menselijke driften die maken dat mensen ernaar streven meer inkomen te verdienen dan hun vergelijkingsgroep (reference drift) en dan vorig jaar (preference drift). Groei maakt de kosten van de vergrijzing betaalbaar. Zonder groei verdringen uitgaven aan aow en zorg andere overheidsuitgaven. Zolang we publieke diensten als onderwijs, defensie, zorg en rechtspraak uit collectieve middelen betalen, is economische groei nodig. Deze publieke diensten zijn essentieel voor de hoge levenstevredenheid in Nederland. Omdat ze arbeidsintensief zijn en de arbeidsproductiviteit bij de productie ervan maar moeilijk te verhogen is, gaat een steeds groter deel van ons bruto binnenlands product (bbp) naar bekostiging van die diensten. Zonder groei van het bbp staat de kwaliteit en toegankelijkheid van deze diensten sterk onder druk.
Verder is groei nodig om inkomensherverdeling van rijk naar arm mogelijk te maken. Niet omdat we er een belastingdienst voor nodig hebben, maar omdat het heffen van inkomstenbelasting het gedrag van mensen beïnvloedt, waardoor ze bijvoorbeeld minder uren willen werken. Deze kosten van inkomensherverdeling zijn fors.
Dat we economische groei nodig hebben, betekent echter niet dat de manier waarop economische groei nu tot stand komt geen nadelen heeft. Groei van het bbp wordt onvoldoende vertaald in meer besteedbaar inkomen voor huishoudens. Het gat tussen groei van het bbp en het besteedbaar inkomen komt door gestegen zorgpremies en belastingen. Een te groot gat vormt een vruchtbare bodem onder maatschappelijke onvrede. Steeds meer mensen vinden dat herverdeling te veel van hen als individu vraagt en dat ze er te weinig koopkracht en kanskracht voor terugkrijgen. Om het gat kleiner te maken is het noodzakelijk om de stijging van zorgpremies en uitgaven te beheersen en de belastingdruk op inkomen te beperken. Het kabinet doet hier nagenoeg niets aan.
Een ander nadeel van economische groei is dat die slechts het volume meet en niet de verdeling. Daar waar de inkomensongelijkheid in Nederland relatief laag is, geldt dat niet voor de vermogensongelijkheid. Een stevige kapitaalinkomstenbelasting waarvan de opbrengst wordt gebruikt om de belasting voor lagere en middeninkomens te verlagen, kan dat recht trekken.
Ook laat de manier waarop we economische groei meten belangrijke zaken buiten beschouwing. Zo hebben milieugoederen zoals broeikasgasemissies geen marktprijs en tellen ze niet mee in het bbp. Door een carbon tax of een stikstofheffing in te voeren valt de uitstoot wel onder het bbp omdat ervoor moet worden betaald.
Als we willen dat onze kinderen en kleinkinderen hetzelfde welvaarts en welzijnsniveau kunnen genieten als wij nu, als we de verschillen in kanskracht willen overbruggen en als we de economie willen vergroenen dan is een structurele reële groei van gemiddeld zo’n 2,5 procent tot 3 procent per jaar noodzakelijk. Maar dan wel stabiele, structurele groei binnen ecologische grenzen. Ik noem dat groene groei.
Hoe creëren we groene groei? Ten eerste door het verloop van de economische groei veel minder grillig te maken. Groei in Nederland is veel volatieler dan in ons omringende landen. Dat komt onder meer door de lange balansen van huishoudens met veel pensioenvermogen enerzijds en hoge hypotheekschulden anderzijds. Zoals hoge bomen meer wind vangen, maakt die situatie ons gevoelig voor economische tegenwind. Stabiele in plaats van volatiele economische groei vereist onder meer dat fiscale stimulering van pensioenbesparingen en hypotheekschulden wordt afgebouwd.
Ten tweede dienen we het structurele groeipotentieel te verhogen. Dat kan maar op twee manieren: (1) hogere arbeidsparticipatie en meer uren werken, en (2) hogere arbeidsproductiviteitsgroei. Ondanks het onbenutte arbeidspotentieel van 1,2 miljoen mensen zullen we het moeten hebben van investeringen in arbeidsproductiviteit. Dus geen ad hoc en procyclische uitgaven gericht op conjuncturele groei maar investeringen in R&D en de kwaliteit van het onderwijs.
Dan de cruciale vraag: is het mogelijk om te groeien en tegelijk minder schade aan het milieu te berokkenen? Ja, dat kan als negatieve milieu-impact wordt beprijsd met bijvoorbeeld een carbon tax, als normen worden ingesteld die zorgen dat moeilijk te beprijzen impact toch in acht worden genomen en als duurzaamheidsprestaties van bedrijven transparant gemaakt moeten worden. Om de lasten van vergroening niet te zwaar op de zwakste schouders te laten rusten, moeten de opbrengsten van heffingen omgezet in lagere belasting voor lagere inkomens. Groene groei vereist daarnaast moed en doorzettingsvermogen, zoals het stikstofbeleid laat zien.
Groei is geen doel op zich, maar wel een middel om ook generaties na ons een even goed leven te geven als wij nu hebben, en binnen ecologische grenzen te blijven.
Barbara Baarsma, hoogleraar toegepaste economie aan de UvA en CEO Rabo Carbon Bank
Deze bijdrage is gebaseerd op haar onlangs verschenen boek ‘Groene groei – Over de (on)zin van economische groei’.