Het globaliseringsproces is een nieuwe fase ingegaan Het advies benadrukt dat globalisering geen nieuw fenomeen is. Het is een proces van toenemende economische, politieke en culturele verwevenheid op wereldniveau dat al geruime tijd aan de gang is, maar dat op dit moment zowel een verbreding als een verdieping ondergaat. Die verbreding komt door het toenemende aantal landen dat een belangrijke rol speelt in de wereldeconomie (met name China en India). Oorzaak van de verdieping is de groei van het aantal bedrijfsprocessen – of zelfs delen daarvan – dat uitbesteed wordt naar het buitenland. Deze steeds ingrijpender wereldwijde taakverdeling betekent concreet dat meer beroepsgroepen de gevolgen van globalisering kunnen gaan ondervinden. Dit dwingt Nederland tot een scherper profiel in de kennisintensieve productie en dienstverlening.
Open Nederlandse economie profiteert van globalisering Ondanks dat de globalisering voor individuele burgers en bedrijven ingrijpende gevolgen kan hebben (met name op de korte termijn), lijkt de Nederlandse samenleving als geheel er tot dusver per saldo voordeel van te hebben. Consumenten profiteren van lagere prijzen en van een grotere variëteit van aanbod. De werkgelegenheid die door uitbesteding verloren gaat, wordt voorlopig ruim gecompenseerd door nieuwe banen in distributie en dienstverlening. Dat kan wel veranderen als de productie in de nieuwe groei-economieën zich meer op producten en diensten met een hogere toegevoegde waarde gaat richten.
Overheid moet beleid intensiveren om burgers en bedrijven weerbaar te maken
Het Nederlandse beleid moet er dan ook op gericht zijn om zoveel mogelijk te profiteren van de kansen die de globalisering biedt en om de nadelige gevolgen zo goed mogelijk op te vangen. De SER pleit er dan ook voor om te bouwen aan een sociaal-economisch bestel dat ondernemend, weerbaar en responsief is. Concreet betekent dit: het versterken van het innovatievermogen, het ruimte bieden aan ondernemerschap, het ondersteunen van de inzetbaarheid van werknemers, het mobiliseren van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt en het goed laten functioneren van de overlegeconomie. Het advies pleit ervoor om deze beleidsagenda, die de SER ook al voorgesteld heeft in het middellangetermijnadvies van eind 2006, op een aantal punten nader uit te werken en te intensiveren.
* – Investeren in kennis en mensen. De raad stelt een verhoging van de publieke R&D- uitgaven voor met een miljard euro extra op jaarbasis, en wil een verbetering van de effectiviteit van de bestaande innovatiestimuleringsmaatregelen met minder fragmentering en verkokering. Verder bepleit de raad een verbetering van het regelgevend kader voor innovatie en meer aandacht voor sociale innovatie en een leven lang leren.
* – Een aantrekkelijker vestigingsklimaat. Onderdeel hiervan is een effectiever beleid gericht op het bevorderen van internationaal ondernemen. De raad adviseert om meer samenhang te bewerkstelligen tussen het Nederlands beleid op de terreinen van innovatie, acquisitie van buitenlandse investeerders en internationaal ondernemen.
* Fiscale herijking. De raad bepleit een brede herijking van de inkomstenbelasting om de toekomstbestendigheid van het fiscale stelsel veilig te stellen. Met een dergelijke herijking wil de raad zowel bijdragen aan een hogere arbeidsparticipatie als aan het waarborgen van de internationale positie van Nederland als vestigingsplaats.
* Het verbeteren van de bestuurlijke slagvaardigheid. De raad bepleit het terugdringen van de remmende werking van de administratieve lasten en detailregulering, het tegengaan van de verkokering in het overheidsbeleid en een daadkrachtige aanpak van de ruimtelijke infrastructuur door een ruimtelijk toekomstplan voor Nederland. Gezien de lange tijd die in Nederland nog steeds nodig is voor besluitvorming bij ruimtelijke investeringen, vindt de raad dat het ruimtelijk toekomstplan uiterlijk 2009 moet worden opgesteld.
Het Europees beleid lijkt het juiste antwoord op het globaliseringsproces
Voor een sterkere Nederlandse concurrentiepositie en een beter vestigingsklimaat is de Europese inbedding onontbeerlijk. Het advies pleit ervoor dat de EU zich nog meer gaat richten op een versterking van de interne markt en een uitbouw van de Europese kenniseconomie. Voor dat laatste is het nodig dat de EU een groter deel van zijn budget uitgeeft aan kennis en innovatie. Er moeten ook meer mogelijkheden komen voor kennismigratie. Het advies steunt het door de Europese Commissie geformuleerde Europese klimaat- en milieubeleid.
Wegen naar duurzame mondiale globalisering
Het advies gaat niet alleen in op de gevolgen van globalisering voor Nederland, maar kijkt ook naar de mogelijkheden van ons land om – vooral langs de Europese lijn – bij te dragen aan een duurzaam globaliseringsproces elders. Het advies onderscheidt daarbij meerdere acties:
* Via de internationale arbeidsorganisatie (ILO) moet de Nederlandse overheid de druk op andere landen opvoeren om zich te houden aan belangrijke afspraken die in ILO-verband gemaakt zijn over vakbondsvrijheid, antidiscriminatie, gedwongen arbeid en kinderarbeid. Ook kan Nederland de ILO helpen bij het stimuleren van de Decent Work Agenda, waarbij naast de fundamentele arbeidsnormen ook het bevorderen van de werkgelegenheid, sociale bescherming en de sociale dialoog centraal staan.
* De raad steunt het streven van het kabinet om meer transparantie aan te brengen in de talrijke keurmerken, certificaten en andere vormen van informatievoorziening over duurzaam produceren en consumeren.
* De raad vindt dat er terughoudend moet worden omgegaan met de inzet van handelspolitieke instrumenten. Dit in verband met de mogelijke effecten op de wereldhandel, het wereldhandelsstelsel en de exportmogelijkheden van ontwikkelingslanden. De SER steunt wel het initiatief van het kabinet om een verbod op de producten die gemaakt zijn met de ergste vormen van kinderarbeid, op Europees niveau aan de orde te stellen.
* Het verbeteren van de toegang van producten uit ontwikkelingslanden tot de markten van de ontwikkelde landen en het (geleidelijk) openstellen van de markten van de ontwikkelingslanden voor investeringen uit de ontwikkelde landen, dienen bevorderd te worden. De bijdrage die Nederland hieraan kan leveren, loopt vooral via de bemoeienis met het handels- en landbouwbeleid van de Europese Unie.
* Om het maatschappelijk verantwoord ondernemen van Nederlandse bedrijven in het buitenland te bevorderen, komt de SER met een eigen initiatief voor internationaal maatschappelijk verantwoord ketenbeheer.
Het SER-initiatief internationaal maatschappelijk verantwoord ketenbeheer
Door het verdergaande opknippen van bedrijfsprocessen en de verplaatsing daarvan naar andere landen, is er meer aandacht gekomen voor de ketenverantwoordelijkheid van ondernemingen. Daarbij gaat het om de vraag in hoeverre ze verantwoordelijk te stellen zijn voor het beleid van hun toeleveranciers en de toeleveranciers van die toeleveranciers. Door openheid over haar inspanningen op dit lastige terrein kan een onderneming vertrouwen winnen bij haar stakeholders, haar reputatie versterken en mensen aan zich binden.
De SER verzoekt de Raad voor de Jaarverslaggeving om vóór juli 2009 aanbevelingen op te stellen over hoe individuele bedrijven en sectoren het beste over hun internationale ketenbeheer kunnen rapporteren. De SER zelf zal dit najaar het in het advies geschetste normatief kader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen nader uitwerken. De partijen in de SER zullen zich namens hun leden aan dit document committeren. Ook zal de SER jaarlijks een algemene rapportage opstellen over onder meer de voortgang en de inhoud van de verslaggeving, best practices, knelpunten en problemen. De speciale commissie die de SER zal oprichten om dit proces te volgen, komt minimaal twee keer per jaar met een open agenda bijeen.
Medio 2011 zal de SER starten met een evaluatie van deze aanpak die uiterlijk op 1 juli 2012 moet zijn afgerond. In het vertrouwen dat er tussen nu en de genoemde datum de nodige vooruitgang zal worden geboekt, acht de SER in de tussenliggende periode een wetgevingsvoorstel op dit terrein onnodig.