Allereerst behoren de vier fundamentele arbeidsnormen (geen kinder- en dwangarbeid, recht op organisatie en onderhandeling en non-discriminatie) al tot de ‘grondwet’ van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Alle 181 lidstaten worden verondersteld deze uit te voeren, ook als ze de acht onderliggende verdragen niet geratificeerd hebben. Pertinent onjuist is Donner’s bewering dat de ILO-verdragen alleen gelden voor werknemers in de formele economie. De fundamentele arbeidsnormen gelden gewoon voor álle werknemers ter wereld. Dat ze vaak in de informele economie niet worden toegepast – in India werken daar bijvoorbeeld 93% van de werknemers – is een andere kwestie. De tweede pijnlijke onjuistheid is dat Donner beweert dat alleen een verbod op de érgste vormen van kinderarbeid tot de fundamentele arbeidsrechten behoort. Echter alle vormen van kinderarbeid (die onder de twee ILO kinderarbeidverdragen vallen) zijn onderdeel van de vier fundamentele arbeidsrechten. Gelukkig maar want er zijn veel – volgens de officiële definities – ‘minder erge vormen van kinderarbeid’ die kinderen èn uit school houden en die vaak ook niet ongevaarlijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor werk dat meisjes hele dagen thuis verrichten en werk in de landbouw. Verdrag 138 van de ILO bepaalt een minimumleeftijd voor werk van 15 jaar (met keuzemogelijkheid ontwikkelingslanden voor 14 jaar), terwijl kinderen van 12 en 13 licht werk mogen doen. Ruim driekwart van alle landen heeft dit verdrag ondertekend. Beslist geen ‘verouderd verdrag’ dus.

De uitdaging ligt vooral in de uitvoering van deze fundamentele arbeidnormen en wat de Nederlandse regering, de EU, bedrijven en natuurlijk de ILO daaraan kunnen bijdragen. VNO-NCW voorzitter Wientjes zegt in zijn artikel (ook 14 april) dat die arbeidnormen de wereldwijd voorgeschreven standaard zou moeten zijn. Prachtig, maar nogmaals: die standaard is er al maar welke wettelijke en andere maatregelen moet je nemen om die standaard uit te voeren? Nederland zou kunnen beginnen met het in kaart brengen welke producten wij importeren waarbij die normen worden geschonden. Niet om ze te boycotten maar om snel heldere afspraken met de exporterende landen te maken over verbeteringen. India werkt, mede door diverse kinderarbeid schandalen, al aan controle op haar exportsectoren. Verder wordt het tijd om bedrijven die deze normen, ook in hun toeleveringsketen, systematisch negeren daarvoor juridisch aansprakelijk te stellen. Het Europees Parlement nam onlangs een resolutie aan waarin bepleit wordt dat slachtoffers van kinderarbeid bij een nationale rechtbank in een EU land een schadevergoeding moet kunnen eisen. Datzelfde zou moeten gelden voor de andere drie fundamentele arbeidsnormen.

Er zijn nog meer verdragen die, mits beter uitgevoerd, de sociale bodem onder de globalisering juist zouden kunnen versterken. Bijvoorbeeld de verdragen die gaan over ongezond en gevaarlijk werk, het hebben van een arbeidscontract, extreem lange arbeidsdagen en een ‘leefbaar’ wettelijk minimumloon.Dat zijn allemaal verdragen die in elke behoorlijke gedragscode voor maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn terug te vinden. Donner en zijn collega’s zouden zich daarom ook moeten richten op naleving van deze cruciale arbeidsrechten door alle Nederlandse bedrijven die in het buitenland actief zijn. Duurzaam inkopen door de overheid kan daarbij een belangrijke rol spelen maar ook de actieve MVO diplomatie die in de Kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt beloofd. Bevordering van arbeidsrechten wereldwijd moet daar een onlosmakelijk deel van uit maken.

Gerard Oonk
Directeur Landelijke India Werkgroep

en

Jetteke van der Schatte Olivier
Coördinator campagne ‘Stop Kinderarbeid – School, de beste werkplaats’