Komt er nu dan toch een wettelijke zorgplicht voor verantwoord ondernemen voor Nederlandse bedrijven? Het lijkt er wel op, nu demissionair minister De Bruijn heeft aangekondigd wetgeving voor te bereiden die Nederlandse bedrijven zal verplichten om verantwoordelijkheid voor hun handelsketens te nemen. De wet moet een plicht tot het verrichten van due diligence op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten of milieu inhouden. KPMG moedigt een verduidelijking van verantwoord ondernemen-verplichtingen voor bedrijven die zich op de Nederlandse markt bevinden aan. De keuze voor Nederlandse wetgeving is een bijzondere in het licht van het eerder SER-advies om Europese wetgeving af te wachten; helemaal van een demissionair Minister – deze wordt immers geacht zich te beperken tot “niet controversiële” wetgeving.
Dat verantwoord ondernemen van ‘nice-to-have’ tot ‘must-have’ verworden is, volgt uit de recente juridische ontwikkelingen die zich in Nederland, maar ook daarbuiten in de afgelopen jaren hebben voorgedaan. Desondanks zou een zorgplicht van deze aard en strekking ingrijpend zijn voor Nederlandse bedrijven. Tegelijkertijd worstelen bedrijven met het gebrek aan duidelijkheid met betrekking tot due diligence-verplichtingen ten aanzien van mensenrechten. KPMG Nederland zou wetgeving met duidelijke normen over zo’n complex onderwerp van harte aanmoedigen.
EU-ontwikkelingen
Lange tijd keek men in heel Europa reikhalzend uit naar het EU-wetsvoorstel over due diligence in handelsketens. Het voorstel werd al in de lente van 2020 door Euro Commissaris van Justitie Reynders aangekondigd. In maart van dit jaar leek het erop dat voor zo’n voorstel mogelijk brede steun zou kunnen krijgen in de EU, nadat het Europees Parlement het Initiatiefvoorstel van EP-lid Lara Wolters. Een concepttekst vanuit de Europese Commissie liet echter nog op zich wachten. De verwachting was dat het voorstel op 8 december 2021 gepresenteerd zou worden door de Europese Commissie.
Deze week verdween het echter onverwacht en zonder nadere toelichting van de wetgevingsagenda. Door de aard van het wetsvoorstel – een brede MVO-zorgplicht voor bedrijven – was de verwachting dat het wetgevingstraject niet zonder slag of stoot zou verlopen. Voor een deel van de EU-lidstaten kunnen mensenrechtenschendingen immers in hun eigen backyard plaatsvinden. De impact van een wettelijke zorgplicht voor die lidstaten zou potentieel groot zijn. De verwachting was niet dat de Europese Commissie direct een innovatief en ambitieus voorstel zou presenteren dat breed gesteund zou worden. Maar dat het voorstel er nu niet zou komen, lag ook niet in de lijn der verwachting.
Ook de Nederlandse regering wachtte op het EU-voorstel. De SER pleitte in oktober 2021 voor “een Europese aanpak die verbetering van de omstandigheden voor mens en milieu in de toeleveringsketen vooropstelt en slimme gepaste zorgvuldigheidswetgeving combineert met gezamenlijke actie om geprioriteerde risico’s op sectorniveau aan te pakken.”
Een specifiek Nederlands initiatief – op basis van de Wet Zorgplicht Kinderarbeid en het Wetsvoorstel IMVO – leek daarmee van tafel. De enige escape was dat als de EU geen voortgang zou boeken, Nederland dan alsnog initiatief zou nemen tot een eigen wet.
Een Nederlands voorstel?
En daar is nu sprake van. Demissionair Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking De Bruijn toonde zich zodanig teleurgesteld in het gebrek aan daadkracht op EU-niveau, dat hij vorige week aankondigde alsnog stappen te nemen om tot een Nederlandse IMVO-wet te komen. En dat is mooi: bedrijven hebben grote behoefte aan duidelijkheid over van wat er van hen verwacht wordt op het vlak van due diligence. In de 10+ jaar dat ik mij nu bezighoud met business & human rights, is het momentum voor zulke wetgeving nog niet eerder zo groot geweest.
Hoe de nieuwe wetgeving eruit zal komen te zien, en welke impact dit zal hebben op bedrijven die zich op de Nederlandse markt begeven is nog niet duidelijk, maar er zijn al wel enkele aanwijzingen. Demissionair Minister De Bruijn liet al weten dat het wat hem betreft onacceptabel zou zijn om langer te wachten de Wet Zorgplicht Kinderarbeid in werking te laten treden. Die wet werd op 24 oktober 2019 aangenomen en is nog niet inwerking getreden, nu deze op punten verder uitgewerkt moet worden in een AMvB (Zie ook A.L. Vytopil, ‘Het Wetsvoorstel Zorgplicht Kinderarbeid: naar een wettelijke zorgplicht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen?’, Bb 2017/79).
Het is goed mogelijk dat demissionair minister De Bruijn zal voortborduren op het Wetsvoorstel verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen. Die wet zou voor alle bedrijven die buitenlandse handel bedrijven, een wettelijke zorgplicht tot het verrichten van due diligence betekenen. Dat zou inhouden dat als die onderneming wist of redelijkerwijs zou kunnen vermoeden dat haar activiteiten tot nadelige gevolgen voor mensenrechten, arbeidsrechten of milieu zouden kunnen leiden, zij verplicht zou zijn maatregelen conform de OESO-richtlijnen te nemen om de nadelige gevolgen in kaart te brengen en te voorkomen. Waar voorkomen niet mogelijk zou zijn, wordt de onderneming onder dit wetsvoorstel verplicht de nadelige gevolgen te beperken, ongedaan te maken en/of zorg te dragen voor herstel. Ook kan de onderneming verplicht worden haar activiteiten achterwege te laten voor zover dat van haar zou kunnen worden gevergd. De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, die duidelijk maken wat de Nederlandse overheid van bedrijven verwacht bij het internationaal zakendoen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen) en de UN Guiding Principles on Business & Human Rights vormen de leidraad van het wetsvoorstel. Hoe die richtlijnen vertaald zullen worden naar handhaving (het wetsvoorstel voorziet in zowel bestuursrechtelijke als civielrechtelijke én strafrechtelijke handhaving) zal nog moeten blijken.
Er is genoeg onduidelijk. Zo wordt in het IMVO-wetsvoorstel niet bepaald hoe omgegaan dient te worden met complexe, internationale handelsketens van grote bedrijven, die veelal tienduizenden, tot enkele honderdduizenden handelsrelaties hebben. Het is daarmee niet duidelijk of van bedrijven gevergd wordt dat zij de nadelige gevolgen in hun hele handelsketen in kaart brengen en of wel rekening gehouden is met een dergelijke complexiteit. Daarnaast is nog onduidelijk is wat de reikwijdte van een nieuwe wet zal zijn. Dat zal vermoedelijk ook samenhangen met ontwikkelingen op EU-niveau.
Tegelijkertijd is Minister De Bruijn demissionair, en een wet van deze aard en strekking zal al snel als “controversieel” betiteld worden. Maar anticiperen op een toekomstige EU-richtlijn die dan in Nederlandse wetgeving omgezet moet worden, kan natuurlijk altijd.
Met het besluit van De Bruijn komt er in ieder geval actie in de spreekwoordelijke tent. Is het niet op EU-niveau, dan wel in haar lidstaten. Naast Nederland hebben verschillende andere lidstaten (waaronder Duitsland) wetgeving in de maak dan wel recent aangenomen om de lat hoger te leggen voor internationaal opererende bedrijven. De tijd is rijp.
Dr. Louise Vytopil, Senior Manager, Business & Human Rights bij KPMG