En hij is vele kilo’s lichter. Zonder biochemische hulpmiddelen, maar door flink te sporten en wat voorzichtiger te zijn met eten. Een goede conditie is onontbeerlijk voor de invulling die Sijbesma geeft aan zijn nieuwe baan. Hij blijft niet in zijn ivoren toren in Heerlen zitten, maar vliegt de wereld over naar alle vestigingen die DSM intussen rijk is. Van de VS tot en met China, Sijbesma gaat overal langs. ‘Ik vind het belangrijk om mensen te ontmoeten. Het is leuk om met andere mensen dingen samen te doen, om ergens aan te werken. Ik wil voelen wat er leeft.’
Dat is Sijbesma ten voeten uit. Hij heeft er geen moeite mee zichzelf ‘extrovert’ te noemen. In de jaren dat het Nederlandse bedrijfsleven maatschappelijk verantwoord ondernemen leerde kennen, was hij al een enthousiaste gangmaker bij de Stichting Duurzame Voedingsmiddelenketen (DuVo), waar hij ook een aantal jaren voorzitter van was. En DSM deed met verve mee aan het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling, een programma onder leiding van de huidige minister van milieu, Jacqueline Cramer. Zij hielp Nederlandse bedrijven, waaronder ook Heineken, Corus en Shell, hun kernactiviteit te richten op maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Duurzaam ondernemen is intussen niet meer weg te denken in de strategie van het Nederlandse bedrijfsleven. Sterker nog, er wordt steeds meer aan vooral multinationale ondernemingen gevraagd. Oplossingen nodig voor honger, armoede, ziekte en klimaat? De Verenigde Naties, lokale overheden en maatschappelijke organisaties hebben hun blik gericht op bedrijven. Die hebben geld en zijn gevoelig voor maatschappelijke druk, zo is vaak de redenering.
Aandeelhouders worden steeds kritischer over financiële prestaties. Overheid en maatschappelijke organisaties hameren op het belang van duurzaamheid. Wordt er niet te veel getrokken aan bedrijven?
‘Ik vind dat een moeilijke vraag om met ja of nee te beantwoorden. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet je als bedrijf niet doen omdat het aan je gevraagd wordt, maar omdat je het zelf wilt. Je moet het doen uit eigen overtuiging. Gelukkig zit die overtuiging er bij DSM al lang en diep in. Dat heeft te maken met onze historie en achtergrond. En het is ook de enige juiste aanpak voor de toekomst. De huidige generatie mag van mij een goed leven en een goed inkomen hebben, maar dat vergaren van rijkdom heeft ook zijn grenzen en die liggen bij de zorg voor de volgende generatie. Noem het rentmeesterschap. Wij hebben de verantwoordelijkheid om een wereld achter te laten waar onze kinderen, ik heb twee jongens, en hun kinderen ook een goed en welvarend leven kunnen leiden. Wij zijn dat hun verplicht.’
Maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat toch verder dan rentmeesterschap?
‘Verantwoord ondernemen is geen statisch begrip. Het ontwikkelt mee met de tijd en de wensen van de samenleving. DSM heeft altijd verantwoordelijkheid voor zijn mensen en zijn omgeving willen nemen. Dat begon twintig jaar geleden met het Responsible Care-programma. Met dat programma onderkenden we expliciet dat chemie aan de ene kant belastend kan zijn, maar dat de chemie ook zo veel goeds kan brengen voor de wereld. Toen zijn we al begonnen met rapporteren over onze prestaties om minder milieubelastend te zijn. Tegelijkertijd werd een grotere inspanning geleverd om het werk veilig te maken voor onze werknemers. Zo gaan wij bij DSM met elkaar om, we zorgen voor elkaar. Hetzelfde geldt voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als je het doet omdat de wereld het vraagt, dan ontstaat er geen echte energie en creativiteit.’
Sijbesma is 48 jaar en is geboren in Loosdrecht, ook al doen zijn voor- en achternaam een Friese achtergrond vermoeden. Hij studeerde biologie aan de universiteit in Utrecht en later bedrijfskunde in Rotterdam. Aanvankelijk leek hij met zijn keuze voor medische en moleculaire biologie voorbestemd voor de wetenschap, maar hij werd toch het bedrijfsleven ingetrokken. De wetenschap kan soms een tamelijk eenzaam bestaan zijn en Sijbesma wist dat hij gelukkiger zou worden met veel mensen om zich heen. Hij ging na zijn studies bij Gist Brocades werken. ‘Het enige bedrijf dat in die tijd midden in de de wereld van de biotechnologie stond.’
Toch is het niet alleen de liefde voor de biologie en alles wat groeit en bloeit die zijn besef van rentmeesterschap heeft gevormd. ‘De basis voor mijn waarden- en normenbesef is gelegd in mijn jeugd. Toen heb ik de overtuiging ontwikkeld, dat je als mens niet alleen leeft voor jezelf, maar vooral ook met en voor anderen. Dat samenspel geeft energie en leidt bijvoorbeeld in een bedrijf tot nieuwe ideeën en producten die weer beter zijn voor de wereld.’
Uw aandeelhouders zitten niet te wachten op een wereldverbeteraar.
‘Wij zijn een commercieel bedrijf en we zullen altijd streven naar winst, en een goede winst. Maar het is leuker winst te maken met goede producten en de wereld goed achter te laten voor onze kinderen. Dus maken we verven op waterbasis. Dat is goed voor het milieu en voor de schilders die ermee moeten werken. We maken hele lichte plastics voor de autoindustrie, die daarmee auto’s kunnen maken die daardoor zuiniger kunnen rijden. We maken gezonde producten waardoor minder mensen last hebben van diabetes of overgewicht. Voor mensen in ontwikkelingslanden maken we producten waar vitaminen en mineralen aan worden toegevoegd, zodat zij minder last hebben van ziektes en beter voor zichzelf en hun gezin kunnen zorgen. Wat hebben onze aandeelhouders en DSM eraan als wij heel succesvol zijn uitgedrukt in winst per aandeel of koersstijging, terwijl de rest van Nederland of de wereld niet succesvol is. Dat is geen houdbare situatie. Wij worden dan vanzelf ook minder succesvol omdat nog maar weinig mensen onze producten kunnen kopen. Kortom, het is in het belang van de onderneming zelf om rekening te houden met haar omgeving. Maar dat neemt niet weg dat we altijd producten willen ontwikkelen waar we geld mee kunnen verdienen.’
DSM doet ook bijzondere dingen voor ontwikkelingslanden waar het geen geld mee verdient.
‘Wij werken samen met het World Food Programme van de Verenigde Naties. Daarmee willen we honger en slechte voeding bestrijden. Als grootste vitamineproducent ter wereld is DSM op dit vlak een natuurlijke partner voor WFP. DSM zal technische en wetenschappelijke kennis en expertise leveren aan het WFP én producten die het voedselpakket van het WFP verrijken met vitamines en mineralen. Die samenwerking met het WFP sluit helemaal aan bij een ander initiatief dat al veel langer loopt: “Sight and Life”, een humanitair programma dat zich inspant om mensen in ontwikkelingslanden meer vitamine A te laten innemen via voedsel. Het probleem van een gebrek aan vitamine A is dat je er blind van wordt. Een ander programma waar we al langer mee bezig zijn, en dat overigens wel ook op winst gericht is, heet het “Nutrition Improvement Program, NIP”. NIP biedt technische en wetenschappelijke hulp voor supplementeringsprogramma’s en voor de verrijking van basisvoedsel met belangrijke vitamines en mineralen in ontwikkelingslanden. Wij hebben bijvoorbeeld samen met Bühler een rijstkorrel ontwikkeld waaraan vitamine A en andere vitamines zijn toegevoegd. Die rijstkorrel verkopen we nu al in China.’
Waarom doet DSM daaraan mee?
‘Het past bij onze filosofie. Wij hebben de kennis. En onze eigen mensen vinden het heel leuk. Het is voor iedereen erg belangrijk om betekenis te hebben. Het leven gaat niet alleen om geld verdienen en om je eigen kleine kringetje. Dat merk ik aan de jonge generatie. Die vindt het erg belangrijk om bij een onderneming te werken die een grotere betekenis en invloed heeft op de samenleving dan alleen maar als werkgever en betaler van dividend.
‘Wist u dat twee miljard mensen te weinig te eten hebben? Een miljard daarvan gaat elke dag met honger naar bed. En een miljard heeft niet echt honger omdat ze genoeg koolhydraten naar binnen krijgen, maar niet genoeg vitaminen en mineralen. Ze blijven leven, maar lopen grote kans om ziek te worden en kunnen dan geen geld verdienen en lopen zo het risico een last voor hun familie en voor de hele samenleving te zijn. Op die manier kom je ook niet vooruit in het leven. Wat is er mooier dan een bijdrage te leveren aan de verbetering daarvan door producten te ontwikkelen die hun voedsel kunnen verrijken?’
DSM zit in de Dow Jones Sustainability Index, een speciale beursindex voor bedrijven die het financieel goed doen en presteren op allerlei duurzaamheidscriteria. Is dat belangrijk?
‘DSM is zelfs drie jaar nummer één geweest in de chemiesector. Nu is dat Akzo Nobel. Ik gun het ze van harte, al ben ik zo trots op ons bedrijf dat ik toch graag daar de eerste wil zijn. Maar het blijft met Akzo toch Nederland die aan kop staat. Dat vind ik ook belangrijk. Een dergelijke index stimuleert om het nog beter te doen, nog harder aan die duurzaamheid te werken. Met als doel dat we het beter met elkaar hebben op een betere planeet. Ik vind dat in bepaalde sectoren in Nederland het verantwoordelijkheidsgevoel nog wel wat beter ontwikkeld mag worden.’
Nederlandse multinationals scoren sowieso internationaal goed met duurzaam ondernemen. Hoe komt dat?
‘Ik denk dat we in Nederland gewend zijn rekening met elkaar te houden. We zijn een klein land met grote ambities.We hebben altijd veel industrie gehad en veel bedrijven. Bedrijven zijn nodig voor werkgelegenheid en welvaart. Tegelijkertijd stelden we als burgers ook hoge eisen aan onze leefomgeving. Dat heeft in ieder geval de grote ondernemingen in Nederland gevoelig gemaakt voor wensen uit de samenleving en dat komt nu ook internationaal van pas. Het grappige is dat we nu ook in China gewaardeerd worden om ons “corporate citizenship”, onze goede omgang met de omgeving.’
Als u naar de toekomst kijkt, wat zijn dan de belangrijkste duurzaamheidsthema’s?
‘De zorg voor het klimaat blijft de grootste zorg. Onze interne doelstelling is het terugbrengen van de eigen CO2-uitstoot en bevorderen van de energie-efficiency. Maar wij willen ook met onze producten een bijdrage leveren. Bijvoorbeeld door plastics te maken waardoor auto’s nog lichter kunnen worden. We zijn ook bezig met het ontwikkelen van een speciaal materiaal waardoor de rotorbladen van windmolens nog groter en dus efficiënter kunnen worden.’