“Wat nu nog afval is, zal steeds vaker gebruikt worden als grondstof”. Dat vertellen Alexander Boedijn (Wageningen University & Research) en Else Boutkan (Greenport West-Holland). Samen werken ze aan het project Circulaire Glastuinbouw. In dat project wordt onderzocht welke gevolgen circulair werken heeft voor glastuinbouwondernemers. “Er liggen grote kansen. Heel Nederland is op weg naar een circulaire economie en de glastuinbouw heeft heel wat te bieden.”
Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Maar wat betekent dat dan voor tuinbouwondernemers. Wat zijn bijvoorbeeld alternatieve bronnen voor primaire grondstoffen, welke innovaties zijn nodig en hoe kunnen tuinbouwondernemingen transformeren naar een circulaire bedrijfsvoering? Dat onderzoekt de Business Unit Glastuinbouw & Bloembollen van Wageningen University & Research de komende jaren in het project Circulaire Glastuinbouw.
Het onderzoek wordt mogelijk gemaakt door de Club van 100 van de Business Unit Glastuinbouw & Bloembollen van Wageningen University & Research. Deze Club is een innovatief netwerk van bedrijven die onder andere strategisch pre-competitief onderzoek financier en voor de glastuinbouw. Een aantal leden van de Club van 100 zit ook in de begeleidingscommissie (BCO). Greenport West-Holland ondersteunt de externe communicatie en stemt het programma af met andere regionale programma’s.
“Uiteindelijk kunnen we geen primaire, eindige grondstoffen meer gebruiken. Dat betekent dat hoogwaardig hergebruik en biobased alternatieven vanuit circulair oogpunt steeds belangrijker worden”, vertelt projectleider Alexander Boedijn (Business Unit Glastuinbouw & Bloembollen van Wageningen University & Research). Else Boutkan (programmamanager Plastics bij Greenport West-Holland): “Omdat er minder grondstoffen worden uitgestoten als afval, wordt uitputting van grondstofbeschikbaarheid voorkomen.”
Wat is circulair ondernemen in de tuinbouw?
Alexander Boedijn: “Circulaire Glastuinbouw zie ik steeds meer als twee kanten van dezelfde medaille: het gaat om grondstoffen en afval. In de Circulaire Glastuinbouw worden minder primaire, eindige grondstoffen gebruikt. Denk aan gemijnd fosfaatgesteente en potas waar meststoffen van worden gemaakt. Of aan aardgas voor CO2 en veen voor substraat. Anderzijds zullen ‘afvalstromen’ uit de tuinbouw en uit andere sectoren hergebruikt en verwaard worden tot nieuwe grondstoffen. Wat nu nog afval is, zal straks dus steeds meer een grondstof zijn. Zulke kringlopen leid en ook tot een lagere milieu- impact.”
Hoe kijken tuinbouwondernemers aan tegen circulair ondernemen?
Else Boutkan: “Er is een groeiend besef dat veel zal veranderen en dat dit impact heeft op de bedrijfsvoering van ondernemers. De koplopers zijn al ver en veel ondernemers zijn al met een van de relevante thema’s bezig, zoals water, plastics, substraat of energie. Maar er leven ook veel vragen, zoals: waaraan moet ik voldoen, wat betekent het voor mijn footprint, en is mijn innovatie circulair?”
Dat zijn ook lastige vragen.
Else Boutkan: “Zeker. Dat komt onder meer doordat circulair vraagt om ketensamenwerking. Een ondernemer-kweker is altijd afhankelijk van wat producenten aanleveren en hoe het afval verwerkt wordt, of dat er goede logistieke routes zijn voor hergebruik. Maar het begint met je eigen proces kritisch onder de loep te nemen. Bijvoorbeeld: moeten we echt deze plastic hoezen om de bloemen doen, of zijn er alternatieven?”
Hoe ziet het onderzoek eruit?
Alexander Boedijn: “Op basis van interviews met toeleveranciers en telers formuleren we transitiescenario’s: hoe zien circulaire glastuinbouwbedrijven van de toekomst eruit? Maar vooral ook: welke stappen moeten er genomen worden om die toekomst te realiseren? Daarnaast gaat het ook om visie- en verhaalvorming: hoe kunnen de verschillende bedrijven hun circulaire prestaties en innovaties in beeld brengen voor hun afnemers en de consument en maatschappij?”
Hoe past dit onderzoek binnen andere onderzoeken van WUR?
Alexander Boedijn: “Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar bepaalde materiaalstromen. Zo zijn er onderzoeken naar circulaire substraten, alternatieve bronnen voor CO2 en circulaire meststoffen. Uit die onderzoeken kunnen we veel resultaten gebruiken voor een breder overzicht van Circulaire Glastuinbouw. Ook kunnen we gebruikmaken van projecten die niet per se gaan over circulariteit, maar wel veel technische en praktijkgerichte kennis ontwikkelen.”
Waarop ligt de focus bij dit onderzoek?
Alexander Boedijn: “Op dit moment focussen we op enkele materiaalstromen waar van bijna elk glastuinbouwbedrijf gebruikmaakt in het teeltproces: water, meststoffen, substraat, CO2 en plastic. Ook kijken we naar uitgaande biomassa dat niet onderdeel is van het eindproduct. Daarbij kun je denken aan stengels en bladeren van tomaten-, paprika-, en komkommergewassen. ”
Tot slot: zien jullie de transitie naar een Circulaire Glastuinbouw als een ‘hobbel’, of als een kans?
Else Boutkan: “Ik denk allebei. Het is zeker een kans. Niet voor niets zijn koplopers en innovatieve ondernemers al aan de slag gegaan met circulair. Zij gaan ‘als vanzelf’ op zoek naar oplossingen. Ze hebben dus een intrinsieke motivatie. Maar als je wacht tot het moment dat regelgeving dwingend wordt, dan zal het als een hobbel voelen.”
Alexander Boedijn: “Als je overtuigd bent van nut en noodzaak van circulair werken, dan zijn er volop kansen. En de glastuinbouw hoeft het niet alleen te doen. Andere sectoren zoals de veeteelt, procesindustrie en bouw zoeken ook naar nieuwe (biobased) materialen en samenwerkingsverbanden op weg naar een circulaire economie. Door restromen uit de glastuinbouw te verwaarden in andere sectoren en vice versa, kan circulair leiden tot innovatieve businessmodellen en nieuw ondernemerschap.”
Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van WUR