Econoom Goudzwaard noemt een ander voorbeeld. ‘Werkgeversorganisatie VNO-NCW adviseert ons dat we met z’n allen harder moeten werken om de economische groei te bevorderen. Maar dat veroorzaakt een aanslag op de vrije tijd van mensen. En wat al die toenemende activiteiten voor negatieve gevolgen hebben voor het milieu en onze natuurlijke grondstoffen, komt in het bbp niet tot uitdrukking. De suggestie wordt gewekt dat we beter af zijn met meer en harder werken. Maar per saldo kan het een negatief welvaartseffect hebben.’
Goudzwaard, in de jaren zestig en zeventig prominent politicus van respectievelijk de Antirevolutionaire Partij (ARP) en het CDA, behoort tot een groep economen die grote vraagtekens zet bij de wenselijkheid van een steeds hogere economische groei. Tegelijkertijd zeggen zij – aangevuld met wetenschappers uit andere disciplines, milieuactivisten als Wouter van Dieren en verontruste burgers – dat het bbp of bruto nationaal product (bnp) niet deugt als indicator van economische welvaart. En verkeerd meten leidt tot andere uitkomsten.
Kritiek is er ook op het Centraal Planbureau, dat in zijn economische analyses alleen rekening zou houden met geldwaarden en te weinig met milieu- en menswaarden. Kosten die niet in geld zijn uit te drukken, zoals milieu- en natuurschade, en het verlies aan rust, ruimte en schone lucht, tellen niet mee in deze analyses, aldus de critici, en worden afgewenteld op de maatschappij. Ook onbetaalde arbeid maakt geen deel uit van gangbare economische indicatoren.
Econoom Michiel Vergeer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kan zich wel iets bij de kritiek voorstellen. ‘Het is misschien wel een goed idee om naast het bbp indicatoren te ontwikkelen die factoren als uitputting van natuurlijke grondstoffen en milieuvervuiling laten meewegen. Dat geldt ook voor inkomensongelijkheid. Maar als aanvulling op. We moeten het bbp zeker niet afschaffen, dat blijft een goede meting van productie en inkomen. We moeten ook het bbp niet verketteren.’
Probleem is wel de waardering van sommige indicatoren, zegt Vergeer. ‘Inkomensongelijkheid kun je positief en negatief waarderen. Een te grote inkomensongelijkheid is niet goed, maar beschouwd vanuit een prikkel om mensen aan het werk te krijgen, kan een bepaalde mate van ongelijkheid soms ook positief uitwerken.’
Goudzwaard en andere economen, zoals Lou Keune, Arnold Heertje, Roefie Hueting, Arjo Klamer en Jeroen van den Bergh willen over genoemde thema’s een maatschappelijke discussie uitlokken. ‘Weg met het bbp’, riep de laatste zelfs in een vorige maand gepubliceerde studie. Maar Van den Bergh nuanceert zichzelf onmiddellijk en stelt in dezelfde studie niet ‘anti groei’ of ‘anti innovatie’ te zijn.
Op 22 maart en in april volgen discussiebijeenkomsten met Nederlandse politici, de vakbeweging en bedrijven. Die bijeenkomsten moeten uitmonden in een grote openbare conferentie in september. Eerder dit jaar is aan informateur Herman Wijffels een petitie aangeboden.
Collega-economen zijn niet altijd gecharmeerd van het idee om het bbp anders te meten, vertelt Lou Keune, als econoom werkzaam aan de Universiteit van Tilburg. ‘Als wat jij wilt ingang vindt, moeten we helemaal terug naar het begin. Je komt aan het hart van de economiebeoefening’, verwoordt de Tilburgse econoom kritiek van een collega. ‘Voor een deel had hij ook gelijk. We moeten weer helemaal terugkeren naar de beginselen van Adam Smith.’
Keune: ‘Als je met individuele politici praat, staan ze wel open voor onze ideeën. Maar als je onze voorstellen vertaalt in een ander beleid, stuit je toch weer op de traditionele analyse van de economie. Al in de eerste alinea van de Macro Economische Verkenningen van het CPB staat hoe het bbp zich heeft ontwikkeld. Daar is meteen de begrotingsruimte op gebaseerd. Zo zitten politici gevangen. Onze aanpak veronderstelt inderdaad veranderingen, maar de politiek onderneemt te weinig exercities om dat uit te proberen. Terwijl er toch heel veel alternatieven beschikbaar zijn.’
Keune doelt onder meer op indicatoren die een aanvulling of correctie willen aanbrengen op de bbp-indicator. Zo kwam bijvoorbeeld het Wereld Natuur Fonds met de Ecologische Voetafdruk, is er de Human Development Index van de Verenigde Naties en ontwikkelden Nederlandse economen de Index voor een Duurzame Samenleving en het Duurzaam Nationaal Inkomen. Milieugroep Friends of the Earth presenteerde een Index of Sustainable Welfare (ISEW) en in de doorwrochte studie Where is the Wealth of Nations? introduceerde de Wereldbank in 2005 een internationale spaarindex. De conclusie van die laatste studie was niet bepaald een opbeurende. Veel ontwikkelingslanden hebben negatieve spaarquota, na optelling van bijvoorbeeld positieve factoren als onderwijs en na het schrappen van negatieve elementen als bijvoorbeeld de kosten van milieuschade en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen.
De ideeën van Goudzwaard en anderen zijn overigens niet nieuw. Ze dateren in feite al van de jaren zeventig. Het beruchte Rapport van Rome, Grenzen aan de groei (1972), was een omslagpunt. Wereldwijd kwam er uitgebreide aandacht voor de gevolgen van milieuvervuiling en ongebreidelde economische groei. Goudzwaard zelf werd bekend als de propagandist van de ‘economie van het genoeg’. Een deel van zijn ideeën vond zijn weerslag in het eerste CDA-verkiezingsprogramma’Niet bij brood alleen’. In 1980 ging hij niet met het nieuw gevormde CDA mee, vanwege zijn bezwaren tegen kernbewapening en de zijns inziens te weinig sociale koers van het kabinet-Van Agt-Wiegel.
‘Sinds de Club van Rome zijn de ideeën altijd blijven sluimeren. Geregeld kwamen ze boven, maar dan verdwenen ze weer uit de actualiteit’, legt Keune uit. ‘Maar nu heerst toch in toenemende mate het besef dat het anders moet. De sociale ongelijkheid in de wereld neemt nog steeds toe. Milieuproblemen zijn zeer manifest. De armoede vermindert nauwelijks. Het aantal mensen dat wereldwijd moet rondkomen van $ 1 per dag, neemt wellicht iets af. Maar een grote massa blijft steken op $ 1,1 per dag. Waar zit de vooruitgang? De biodiversiteit neemt sterk af en het jaarlijkse gebruik van natuurlijke hulpbronnen overstijgt met 20% het toegestane niveau. De dertig rijkste industrielanden maken zich schuldig aan een zeer grote mate van overproductie en overconsumptie. Ze gedragen zich alsof ze zich op twee aardbollen bevinden.’
De kritische economen hebben de internationale politieke wind mee. De Amerikaanse politicus Al Gore en de Britse topeconoom sir Nicolas Stern zetten met de film An Inconvenient Truth en een geruchtmakend klimaatrapport het milieuthema weer hoog op de internationale politieke agenda. Het gebrek aan sneeuw in skigebieden zet mensen aan het denken. De Europese Commissie probeert bindende afspraken te maken over het gebruik van duurzame energie in de hele Europese Unie én zelfs de Amerikaanse president George Bush wil geleidelijk aan benzine door biobrandstoffen laten vervangen. Chinese politieke leiders benadrukken dat hun snelgroeiende economie een duurzamer en socialer karakter moet krijgen.
En in Nederland legt het nieuwe kabinet van PvdA, CDA en ChristenUnie (CU) een grotere nadruk op duurzaamheid en een socialer beleid. ‘Het gaat in de goede richting. In de eerste regel van het kabinetsprogramma staat dat we toe moeten groeien naar duurzaamheid. Dat is een goed begin’, zegt Goudzwaard. Dat vindt ook Keune, maar hij zou graag een volgende stap zien. ‘Discussies over minder energieverbruik en duurdere vliegtuigtickets zijn lovenswaardig, maar we moeten onze eigen levensstijl nog principiëler beoordelen. We moeten ook naar onze vis- en vleesconsumptie kijken. De huidige vorm van productie kan niet meer doorgaan, tenzij deze productieprocessen ecologisch verantwoord zijn.’
Goudzwaard en Keune zijn niet tegen economische groei. Ze spreken liever van selectieve groei en selectieve krimp, willen een accentverschuiving van materiële naar immateriële groei. In die visie moet de dienstensector nog verder uitbreiden en sectoren als zorg en onderwijs harder groeien. Voor ondernemers die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan, zijn er dus genoeg kansen, betoogt Goudzwaard. ‘Ik geloof in de innerlijke transformatie van bedrijven.’