Al Gore had ook een ongemakkelijke waarheid in petto voor ondernemers toen hij met zijn Inconvenient Truth de presentatie van de derde generatie rapportagerichtlijnen van Global Reporting Initiative (GRI) begin oktober in Amsterdam in het licht stelde van de klimaatproblematiek. “Bestuurders van beursgenoteerde bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in de kwartaalresultaten en smoren door hun kortetermijnfixatie ontwikkelingen in de kiem.” Natuurlijk zijn er witte raven tussen de door Gore zwartgemaakte ondernemers. Maar wie zijn dat en wat doen zij eraan om een langere termijnblik te ontwikkelen?

GRI-G3 zoals de nieuwe richtlijnen kortweg heten, kunnen hierbij van nut zijn. GRI werkt inmiddels ongeveer tien jaar aan de standaardisering van de verslaglegging over maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). GRI-G3 moet betrokkenen beter zicht geven op de niet-financiële prestaties én de kwetsbaarheden van bedrijven.

De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de tweede richtlijn zijn dat het proces van verslaglegging gedetailleerd beschreven moet worden en dat de verslagen meer gericht moeten zijn op resultaten dan op beleid. Verder is een expliciete stakeholderanalyse verplicht.

Denise Pronk, projectleider bij CIMO* aan de Vrije Universiteit, is positief gestemd: “De inrichting van het verslag ligt vast. Door verbetering van de resultaatindicatoren blijven bedrijven niet zitten in de beschrijving van beleid, maar moeten ze ook aangeven hoe vorderingen zijn gemaakt naar de eigen doelen. Door duidelijkere protocollen is de vergelijkbaarheid verhoogd.” Dat is zonder meer een vooruitgang meent ook Wim Bartels, partner bij KPMG Sustainability: “De principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen stonden in de vorige versie los van de inhoud. Doordat er meer eisen zijn opgenomen over het management van indicatoren kom je er als ondernemer niet meer mee weg om alleen je positieve beleid te formuleren. GRI-G3 koppelt inhoud aan management: heb je de prestaties onder controle?”

Geluk

Een ‘goed’ mvo-verslag geeft allereerst informatie over de manier waarop het bedrijf tegen zijn maatschappelijke rol aankijkt: wat zijn de belangrijkste inhoudelijke thema’s, wat zijn de meest essentiële betrokkenen (stakeholders) en wat verstaat het onder duurzaamheid. Vervolgens moet het bedrijf beschrijven op welke manier het de kwaliteit van de informatie kan garanderen en de grenzen bepalen van de invloed op de maatschappelijke effecten. Daarna volgt het profiel van het bedrijf en hoe de besturing ervan. Tot slot volgens de resultaten via vaste indicatoren.

Deze richtlijnen zullen ervoor zorgen dat de duurzaamheidsverslagen beter bruikbaar zijn, verwacht Pronk. “Voor financiële analisten en duurzame beleggers waren de verslagen te dik. Ze haalden er niet de juiste informatie uit. Ook de focus op de stakeholders ontbrak. Dat is in GRI-G3 veel beter.” De nieuwe richtlijn vraagt van de ondenemer om expliciet te beschrijven welke organisaties of individuen zij tot haar stakeholders rekent, hoe zij met hen de dialoog voert en hoe die weerslag krijgt in het bedrijf. Volgens Rob van Tilburg, adviseur duurzaam ondernemen bij DHV, zorgt dit stakeholderdenken ervoor dat ondernemingen gedwongen worden duurzaamheidsbeleid en -rapportage louter af te stemmen op de echt relevante maatschappelijke gevolgen van de bedrijfsvoering. “Met een beetje geluk worden duurzaamheidsrapportages daarmee ontdaan van allerlei aaibare, maar weinig relevante initiatieven.”

Pronk verwacht eveneens dat er meer over de resultaten zal worden gerapporteerd zodat betrokkenen de effecten kunnen zien, maar betwijfelt of deze verplichte stakeholderanalyse altijd tot verbetering van het beleid zal leiden. “De nadruk ligt in GRI-G3 sterk op de stakeholders en hun belangen. Volgens mij moet de focus liggen op de bedrijfsvoering en de effecten daarvan op lange termijn voor milieu en maatschappij. Als bedrijven in de toekomst nog willen meetellen, zullen ze nu de bedrijfsvoering aan moeten passen. Anders krijgen ze in de toekomst een hoge rekening gepresenteerd.” Van Tilburg wil ook geen feel good verhaal, dat de stakeholders tevreden houdt: “De grote verbetering van GRI-G3 is dat ondernemingen worden uitgedaagd verbanden te leggen tussen financiële en duurzaamheidseffecten. Dan ontstaat een dialoog tussen bedrijf en shareholders. Er moet een reflectie komen op wat het bedrijf zelf wil. Dan kan de stap naar een continue verbetercyclus worden gemaakt.”

Hardheid

De helderheid die GRI-G3 oplevert kan leiden tot een grotere gelijkwaardigheid van maatschappelijke en financiële verslaglegging. Van Tilburg: “Niet veel mensen weten het, maar het Burgerlijk Wetboek verplicht ondernemers sinds een aantal jaren om in het directieverslag te rapporteren over zowel de financiële als de maatschappelijke risico’s van de bedrijfsvoering. De G3-richtlijn helpt de brug te slaan tussen beide verslagen. Een van de nieuwe indicatoren bijvoorbeeld is de financiële invloed van klimaatverandering op de bedrijfsresultaten. Die laat zien wat het betekent om klimaatbeleid te voeren of juist achterwege te laten.” De nieuwe GRI-G3 lijkt daarmee de toekomst van de organisatie en de risico’s die worden gelopen in beeld te brengen. Een instrument waarmee analisten en bestuurders tegemoet kunnen komen aan de kritiek dat ze niet kijken dan de kwartaalcijfers.

Maar wat blijft is dat een mvo-verslag ook bij toepassing van GRI-G3 de hardheid mist van een financieël verslag. Het stempel ‘dit verslag komt overeen met de werkelijkheid’ zal niet snel voor duurzaamheidsverslagen zijn weggelegd, meent KPMG-accountant Bartels: “De richtlijn geeft niet specifiek genoeg aan wat ‘goed’ is. Het is bovendien intensiever om de vorderingen op duurzaamheidsgebied te toetsen dan het beleid. Daarvoor is namelijk nodig dat we de organisatie en de interne beheerssystemen kennen en beoordelen. Pas als een bedrijf kan uitleggen hoe het rekening heeft gehouden met de wensen van de gebruikers en hoe het verslag daaraan voldoet, kunnen wij een hoger niveau van zekerheid geven.” Bartels denkt dat de GRI-richtlijnen te veel ruimte tot interpretatie laten om tot eenduidige conclusies te komen. “We willen dat wel, maar de standaard is nog niet zo scherp dat het niet uitmaakt welke accountant de beoordeling doet.”

De sterkere nadruk op concrete resultaten en de lange termijn financiële effecten kunnen ervoor zorgen dat de maatschappelijke verslagen meer en meer gericht zullen worden op de financiële belanghebbenden. “Dat zou mooi zijn,” zegt Van Tilburg. “Als de focus op de financiële wereld komt te liggen, is het maatschappelijk denken geïncorporeerd in het centrum van de bedrijfsvoering.”

Meer informatie: Global Repoting Initiative, www.globalreporting.org; CIMO-VU, denise.pronk@cimo.vu.nl; KPMG Sustainability, bartels.wim@kpmg.nl; DHV, rob.vantilburg@dhv.nl.

* CIMO: Centrum voor Innovatie en Maatchappelijk verantwoord Ondernemen