Provincies, gemeenten en waterschappen kunnen meer doen om grondstoffen aanzienlijk efficiënter te gebruiken en zo bij te dragen aan een effectieve aanpak van maatschappelijke opgaven zoals het omgaan met klimaatverandering, de grote woningbehoefte of biodiversiteitsverlies door onder andere stikstofuitstoot. MVO Nederland, Circularities en het PBL hebben geïnventariseerd welke knelpunten regionale overheden ervaren in de transitie naar een circulaire economie en hoe ze stappen kunnen zetten om die transitie te versnellen.
Nederland kent diverse maatschappelijke opgaven in de leefomgeving, die fysiek samenkomen in de regio. Bovendien worden onder de Omgevingswet belangrijke taken en bevoegdheden om hier wat aan te doen decentraal belegd. Een circulaire economie kan bijdragen aan een effectieve aanpak van deze opgaven in de regio. Gemeenten, provincies en waterschappen hebben zich daarbij in het Grondstoffenakkoord uit 2017 ook gecommitteerd om circulaire activiteiten te bevorderen.
Een circulaire economie is meer dan afval recyclen
Veel bestuurders van decentrale overheden vinden circulaire economie een relevant onderwerp, maar zijn nog niet altijd overtuigd van de urgentie ervan en zoeken naar het ‘wat’ en het ‘hoe’. Dit relatief nieuwe thema heeft nog geen duidelijke plaats in de klassieke kerntaken. Vaak overheerst het beeld dat een circulaire economie handelt over afvalbeleid en de recycling van materialen. Een circulaire economie is echter veel breder en gaat over radicaal efficiënter omgaan met grondstoffen. Dat kan ook leiden tot een schonere leefomgeving en versterking van de regionale economie.
Inventarisatie van kennisbehoefte van decentrale overheden
In veel lokale overheidsorganisaties worden voorzichtige stappen gezet naar meer circulair produceren en consumeren, maar van het delen en uitwisselen van ervaringen hieromtrent of het daarop voortbouwen is nog nauwelijks sprake. Individuele ambtenaren moeten vaak op eigen kracht hun weg vinden in een nieuw werkveld waarin nog voornamelijk gepionierd wordt. In deze studie is de kennisbehoefte van decentrale overheden op het gebied van circulaire economie geïnventariseerd. In verschillende organisaties blijken vergelijkbare vragen te leven. De meeste hiervan betreffen de organisatie: hoe kan het thema circulaire economie een plek krijgen in de eigen organisatie, hoe is ‘circulair’ mee te nemen in het externe beleid, en hoe kan het regionale bedrijfsleven daarbij worden betrokken? Daarnaast zijn er inhoudelijke vragen, zoals wat betekent circulaire economie binnen de eigen organisatie voor de kerntaken of voor de inkoop of aanbesteding?
Een ‘lerende’ kennisinfrastructuur is nodig
Het beantwoorden van deze vragen vergt doorgaans het ontsluiten en praktisch toepasbaar maken van bestaande maar verspreide kennis. Minstens even belangrijk is het organiseren van interactie tussen en met de betrokken professionals in de vorm van bijvoorbeeld scholing, workshops en ontmoetingen met landelijke beleidsmakers en deskundigen. Een ‘lerende’ kennisinfrastructuur kan dit proces faciliteren. Daarvoor is in ieder geval een gekwalificeerd kernteam van circulaire-economieprofessionals nodig, dat onder andere relevante kennis verspreidt via een digitaal portaal en bijeenkomsten organiseert. Het zorgt er daarbij voor dat de reeds aanwezige kennisbronnen – zoals websites, platforms, bedrijven en kennisorganisaties – goed worden benut. De aanbeveling is dat decentrale overheden samen met de Rijksoverheid een investeringsplan maken voor zo’n kennisinfrastructuur voor de circulaire economie in de regio (KICER). In deze fase van de transitie is goed georganiseerde kennis cruciaal om verder te komen.