Om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) te behalen, is snel actie nodig. Veel maatregelen gericht op het tegengaan van klimaatverandering hebben impact op het behalen van andere SDG’s, veelal positief, maar soms ook negatief. In de studie ‘Climate Change Measures and Sustainable Development Goals’ brengt het PBL voor het eerst voor verschillende geografische regio’s het effect in kaart van maatregelen tegen klimaatverandering op het behalen van andere SDG’s. Dat effect is overwegend positief in alle geografische regio’s, maar de mate waarin verschilt aanzienlijk per regio.
De studie is geschreven in het kader van het convenant tussen het PBL en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking. Onder dit convenant vindt onderzoek plaats naar, onder meer, duurzaam landgebruik en investeringen in toegang tot duurzame energie voor mensen in ontwikkelingslanden.
Vooral positieve effecten op andere SDG’s, maar aanzienlijke regionale verschillen
Per regio brengt de studie voor twintig klimaatmaatregelen, die aan SDG 13 (tegengaan van klimaatverandering) gekoppeld kunnen worden, in kaart hoe ze het behalen van de andere 16 SDG’s beïnvloeden: is er sprake van synergieën of van lastige afwegingen, en hoe worden die beïnvloed door regionale factoren?
Voor Noord Amerika, Europa en Centraal en Zuid-Amerika laten de maatregelen meer positieve dan negatieve effecten zien op het behalen van andere SDG’s. Deze zijn vooral verbonden aan de toepassing van bepaalde duurzame technologieën die nu nog relatief duur zijn, wat de sociaaleconomische ongelijkheid kan vergroten vanwege stijgende energieprijzen die met name armere mensen raken. Ook is er voor grootschalige opwekking van zonne- of windenergie veel land nodig, met mogelijke negatieve gevolgen voor biodiversiteit. In Sub-Sahara Afrika, Zuid-Azië en Zuidoost-Azië bestaat het risico dat klimaatmaatregelen de inspanningen tegen armoede en honger afremmen, tenzij ze gepaard gaan met beleid dat arme mensen beschermt tegen mogelijke stijging van voedsel- en energieprijzen. In het Midden Oosten en Noord-Afrika kunnen de klimaatmaatregelen helpen om de economieën in de regio minder afhankelijk te maken van olie. Ze kunnen hervormingen in de richting van inclusieve groei versnellen. Wel kan de lagere vraag naar olie bestaande economische ongelijkheid vergroten, doordat werkgelegenheid in de oliesector wegvalt.
Hernieuwbare opwekking elektriciteit meest gunstig voor behalen andere SDG’s
Uit de studie komt naar voren dat, van alle twintig geanalyseerde maatregelen, het vergroten van het aandeel hernieuwbaar opgewekte elektriciteit (zon, wind en hydro-elektriciteit) de meeste positieve neveneffecten heeft voor het behalen van andere SDG’s. Dat geldt voor alle regio’s. Wel maakt het verschil voor welke technologie gekozen wordt. De meeste nadelen kleven aan het gebruik van grootschalige hydro-elektriciteit, wat kan leiden tot verplaatsing van lokale gemeenschappen, verlies aan natuurlijk bos en biodiversiteit.
Bij maatregelen rond landbouw extra aandacht nodig voor sociaaleconomische gevolgen
De maatregelen om de CO2-uitstoot van landgebruik en de uitstoot van andere broeikasgassen als gevolg van landbouw, veeteelt en afval te beperken zijn cruciaal om de mondiale reductiedoelen te behalen. Het tegengaan van ontbossing en het bevorderen van herbebossing heeft sterke positieve effecten op het behalen van de SDG’s voor milieu en biodiversiteit. In regio’s met lage inkomenslanden kunnen ze echter wel negatieve gevolgen hebben voor armoedebestrijding en voedselzekerheid. Om die gevolgen te beperken is flankerend beleid nodig voor een betere sociaaleconomische positie van, onder meer, kleinschalige boeren. Daarbij kan gedacht worden aan programma’s gericht op capaciteitsopbouw, versterking van rechten en toegang tot besluitvorming, tot krediet en tot ecosysteemdiensten.