Naast Volvo en de Volkswagen Groep, scoren PSA Peugeot Citroën en de Nederlandse bandenfabrikant Vredestein bij de Nederlandse consument goed op het gebied van Corporate Social Responsibility. Op globaal niveau gooit Honda hoge ogen in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Indonesië. BMW doet het goed in Spanje en Italië en Shell zorgt voor veel tevredenheid bij de Chinese consument.
In Azië meer publieke goodwill
Het eerste Global Corporate Social Responsibility onderzoek, dat gedurende de maanden maart en april van dit jaar in zestien landen is uitgevoerd, richt zich op de mening van de consument over CSR in de automotive branche; wat vindt de consument van de corporate, sociale, milieugerelateerde en filantropische activiteiten van automotive bedrijven? In opkomende markten als Thailand, India en China blijken bedrijven in dit opzicht meer publieke goodwill te kweken dan in volwassen westerse markten het geval is. In de genoemde Aziatische landen denkt de bevolking over het algemeen positief over de bedrijven uit de automotive sector, omdat ze werkgelegenheid creëren en zo de kwaliteit van het leven in het land verbeteren. Consumenten in de meer volwassen markten zijn in het algemeen minder positief over de automotive sector. De Nederlandse consument is hierop geen uitzondering. Sterker nog, de Nederlandse consument toont zelfs nog minder goodwill dan de consument in andere westerse landen als Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Kritische Nederlanders
Uit het onderzoek komt naar voren dat Nederlanders over het algemeen zeer kritisch staan ten opzichte van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven. In internationaal perspectief gezet, koopt men in Nederland het minst vaak een product omdat het op een moreel verantwoorde wijze is geproduceerd (50%). Daarnaast zegt driekwart (76%) van de Nederlanders dat men eerder een product afneemt van een bedrijf dat op verantwoorde wijze opereert, dan van een bedrijf dat dat niet doet. Dit percentage is in vergelijking met andere landen eveneens zeer laag.
Vijf sectoren
In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen vijf subsectoren binnen de automotive- industrie: personenwagens, bedrijfswagens/trucks, bandenproducenten, oliemaatschappijen en motoren. De publieke houding ten opzichte van producenten van bedrijfswagens en trucks is bovengemiddeld gunstig in Nederland. Daarentegen ligt de goodwill ten aanzien van oliemaatschappijen en motormerken beneden het gemiddelde in Nederland. Binnen deze subgroepen spelen verschillende onderwerpen een rol. Zo maken consumenten zich ten aanzien van personenauto’s vooral zorgen over de milieuvriendelijkheid ervan. Bij bedrijfswagens en trucks is veiligheid een belangrijk issue en is de Nederlandse consument is negatief over de mate waarin oliemaatschappijen zorgen voor acceptabele prijzen en eerlijke concurrentie. In de bandensector zien we vooral dat de consument kritiek heeft op de milieuvriendelijkheid van de producten. Wel erkennen consumenten dat de bandenfabrikanten druk bezig zijn met innovatie en technologie ten behoeve van het milieu.
Vincent Groen, Onderzoeksdirecteur TNS NIPO Automotive:
‘Corporate Social Reputation: het zijn vooral automotive bedrijven die hiermee regelmatig het nieuws halen. Dat is niet zo gek, gezien de rol die ze in ons leven spelen, direct of indirect. Het zijn organisaties met een grote impact op ons bestaan. Dat hebben we onlangs nog gemerkt. De dreigende sluiting van Nedcar in Born veroorzaakte hevige commotie, dat kan niemand zijn ontgaan. Positief zal een en ander niet zijn voor de reputatie van de betreffende bewindvoerders. En een deuk in het merkimago kan snel grote schade veroorzaken. Schade die meestal niet met dezelfde snelheid is te herstellen. Andersom werkt het ook. Het bedrijf dat op de juiste wijze communiceert over zijn bijdrage aan de maatschappij, dwingt respect af bij de consument. Die consument spreekt steeds vaker hardop over de verwachtingen die ze hebben van grote organisaties. Steeds meer automotive ondernemingen zien in dat ethiek en zakelijk succes hand in hand gaan. Geen wonder dat deze organisaties zich in toenemende mate bezighouden met de sociale en maatschappelijke aspecten van hun bedrijfsvoering. Het is een kwestie van overleven in een branche waarin steeds meer marktpartijen met minder genoegen moeten nemen. We mogen verwachten dat de trend van de laatste jaren zich zal voorzetten, met een toenemende intensiteit. Automotive organisaties kunnen zich geen ruzie met de maatschappij veroorloven. Er is hen veel aan gelegen een gefundeerd en geloofwaardig maatschappelijk verantwoord beleid uit te zetten. De felle concurrentie strijd in de autobranche heeft er een nieuwe dimensie bij.’
Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de maart en april 2006. Hierbij zijn 16.000 personen uit zestien landen ondervraagd (n=16.000)