Dat concludeert de macro-econoom en theoloog Johan Graafland. De hoogleraar economie, onderneming en ethiek en directeur van het Centrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen van de Universiteit van Tilburg geeft met zijn dinsdag gepresenteerde bevindingen aan dat mvo een containerbegrip is geworden. De laatste jaren laten ook vele liberale ondernemers zich graag voorstaan op hun sociale en filantropische daden binnen en buiten hun bedrijf.
Graafland ondervroeg een twintigtal ondernemers naar hun motieven in de relatie tussen religie en maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). De geïnterviewden hadden een protestants-christelijke, vrijzinnige, joodse en rooms-katholieke achtergrond of waren Zenaanhangers.
Met de hulp van ondernemersvereniging VNO-NCW, CNV en vakorganisatie RMU benaderde Graafland vervolgens een groot aantal managers. Van hen waren er 476 bereid tot het invullen van een uitgebreide lijst met 96 vragen. Enkele tientallen van de deelnemers kwamen uit reformatorische en evangelische kringen.
Graafland concludeert dat juist ethische drijfveren stimuleren tot een bepaalde benadering van de werknemers, de omgeving en de maatschappij. “Er is een duidelijk verband met het Godsbeeld van de betrokkene”, aldus de hoogleraar.
Zo blijkt iemand die God als liefde ziet “zich vooral in te zetten de derde wereld, terwijl het benadrukken van de genade werkgevers beweegt om mensen vaak een tweede kans te geven. Het besef dat God de bestuurder van alles is, brengt de ondernemer ertoe de ander juist los te laten en van hem of haar de positieve kant te zien.”
De door waarden en normen gedreven ondernemer ziet zich volgens hem wel vaker dan zijn niet-christelijke collega in zijn bedrijf voor dilemma’s geplaatst, omdat hij minder bereid is zich aan de omstandigheden aan te passen.
Graafland presenteerde zijn bevindingen dinsdag tijdens een miniconferentie naar aanleiding van de presentatie van het boek “Geloof in eigen zaak. Zestien markante protestantse werkgevers in de negentiende en de twintigste eeuw.” Premier Balkenende kreeg het eerste exemplaar overhandigd in het gebouw van VNO-NCW in Den Haag.
Balkenende wees erop dat ook veel ondernemers met andere levensovertuigingen zich verantwoordelijk opstellen. De premier prees uitgebreid de inspanningen van bedrijven als Shell en Philips voor armoedebestrijding en milieubehoud. “Niet als slagroom op de cake, maar als onderdeel van de core business.”
Tweede Kamerlid Jan Jacob van Dijk, opvolger van Balkenende als bijzonder hoogleraar christelijk-sociaal denken aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, wist geen eenduidige omschrijving te geven voor het protestants-christelijke ondernemerschap. Wel maakt hij duidelijk dat deze werkgevers vanuit hun geloof bijzondere verantwoordelijkheid voelen voor hun werknemers en de samenleving. “Zij doen dit zonder er continu bij stil te staan waarom ze dit doen. Ze vallen vaak onbewust terug op hun opvoeding en hun christelijke beginselen.”
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is volgens hem een liberaal begrip. “Dat is iets extra’s doen vanuit een marketingmotief. Dat is voor veel bedrijven een manier om zich te onderscheiden met goed sociaal en milieubeleid. Wij doen dat vanuit onze genen, een verantwoordelijke omgeving is ons met de paplepel ingegeven.”
Hij kreeg steun van oud-topman van Aegon, Kees Storm. Die ergerde zich aan bedrijven die vooraan willen staan “met metingen, lijstjes en zielloze codes”, aldus Storm. “Mvo zou normaal moeten zijn, zonder dat men zich op de borst ramt. Ook bij onze liberale broeders.”