Producenten en importeurs van vloerbedekkingen zien de meerwaarde van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Zolang de invoering maar geleidelijk gaat en voor alle typen vloerbedekking geldt, zien ze een vrijwillige UPV als een goede manier om de Nederlandse en Europese circulaire doelen voor vloerbedekkingen te halen. Dit blijkt uit een verkenning die Partners for Innovation in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat heeft uitgevoerd.

Eind 2019 vroeg het toenmalige Tweede Kamerlid Van Eijs in een motie om te onderzoeken of een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) een geschikt middel zou zijn om de circulariteit van tapijten en andere vloerbedekkingen te bevorderen. Voor producten als elektronica en witgoed zijn producenten al verantwoordelijk dat hun producten aan het einde van hun levensduur op verantwoorde wijze worden ingezameld en verwerkt. Consumenten betalen bij aankoop een verwijderingsbijdrage en de sector betaalt een afvalbeheerbijdrage aan het Afvalfonds. Dit werkt goed in de praktijk.

Voor vloerbedekking lijkt dit eveneens een waardevol instrument, blijkt uit gesprekken met brancheverenigingen en zo’n 25 bedrijven, waaronder IKEA, Interface, Tarkett, Forbo, Mosa en Unilin. De sector ziet de noodzaak van de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie en de meerderheid ziet hierbij een rol voor een (vrijwillige) UPV weggelegd.

Prikkel om te investeren

Een UPV zou wel rekening moeten houden met de specifieke omstandigheden waarbinnen de vloerbedekkingsindustrie moet opereren. Vloerbedekkingen zijn complexe producten. Ze bestaan meestal uit een combinatie van meerdere materialen, waardoor recycling tot nu toe niet rendabel is. Het grootste deel wordt daarom nog steeds verbrand. Er zijn vrijwillige initiatieven, met name voor het recyclen van tapijt(tegels) en vinyl vloeren, maar de schaalgrootte van deze activiteiten is beperkt. De overheid zou daarom duidelijke (bindende) doelen moeten formuleren om producenten te prikkelen hun producten te verduurzamen en om de recyclingbranche te laten investeren in grootschalige verwerking. De potentiële milieuwinst van een UPV-regeling is aanzienlijk. Hoe groot is afhankelijk van de gestelde doelen en zou per productgroep doorgerekend moeten worden.

Gelijk speelveld

De vloerbedekkingsindustrie is een Europese, zeer competitieve bedrijfstak. De sector omvat een grote variatie aan productgroepen: tapijt (kamerbreed, tapijttegels en kleden), laminaat, parket, keramische tegels en veerkrachtige vloeren als vinyl en kurk. Voor consumenten en de zakelijke markt zijn dit redelijk uitwisselbare producten. Om een gelijk speelveld te behouden, moet een UPV daarom gelden voor alle productgroepen en Europees worden afgestemd.

In navolging van andere UPV’s zouden producenten en importeurs een afvalbeheerbijdrage gaan betalen voor vloerbedekking die zij voor het eerst op de Nederlandse markt brengen. Deze bijdrage moet de kosten dekken van het inzamelen, sorteren en recyclen van vloerbedekkingsafval én circulaire innovaties stimuleren.

Geleidelijk

De partijen waarschuwen om niet te snel te beginnen met het grootschalig inzamelen van vloerbedekking, zolang er nog geen recyclinginfrastructuur is opgebouwd.  Zij pleiten ervoor ambitieuze doelen voor 2025 te stellen en de koplopers te ondersteunen met pilotprojecten voor het recyclen van de verschillende vloertypen. Dit moet voorkomen dat tegen hoge kosten grote hoeveelheden onverwerkbaar afval worden ingezameld, zonder dat hiervoor een afzetmarkt is. Binnen enkele jaren kan dan worden opgeschaald naar een industriële verwerking van de verschillende vloertypen.

De meeste betrokkenen geven de voorkeur aan een ‘vrijwillig’ UPV-systeem, waarbij koplopers het voortouw nemen. Als het niet snel genoeg gaat, zou Europese wetgeving dit verplicht moeten stellen. Kortom, voer uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geleidelijk in maar niet vrijblijvend.