De verslagen doornemend zijn er, zowel onder de debutanten als onder de gevorderden, toch nog veel inhoudelijke verbeterpunten. Een opvallend aantal bedrijven rapporteert weliswaar de duurzaamheidsprestaties keurig aan de hand van GRI-indicatoren, maar verzuimt daarbij een beschouwing te geven wat men eigenlijk wil op dit gebied. Bij veel ondernemingen ontbreken doelstellingen. Dit wekt de indruk dat managementsturing en werkelijke bedrijfskundige integratie op duurzaamheidsgebied ontbreekt. Dat is jammer. Immers, slechts een goede organisatorische verankering borgt resultaten bij een lange termijn proces. Duurzaam ondernemen is zo’n proces dat een lange adem vergt.
Terecht heeft de VBDO in de afgelopen jaren actief aangedrongen op het publiceren van duurzaamheidsverslagen. Ik denk echter dat het tijd is om – met name voor de koplopers – nog meer het accent van kwantiteit naar kwaliteit te gaan verleggen. Immers, de VBDO en haar leden staan voor echte verbeteringen op het gebied van duurzaamheid.
Daarvoor zijn drie sporen zeer belangrijk binnen rapporterende ondernemingen. Allereerst is dat het formuleren van doelstellingen en bijbehorende verbeterprogramma’s. Rapporterende bedrijven die die niet (kunnen) rapporteren werken klaarblijkelijk niet aan (noemenswaardige) duurzaamheidsverbeteringen. Zij dienen daarmee niet de belangen van de VBDO-achterban. Veel actiever zou de VBDO dus daarom kunnen vragen. Dat betekent ook duurzaamheidsprogressie of -verslechtering – beschouwen en bevragen. Welke dilemma’s komt de onderneming tegen en waar liggen de uitdagingen? Hoe wordt duurzaamheid bijvoorbeeld geïntegreerd in innovatie en business-development?
Een tweede belangrijk kwaliteitsaspect betreft de kwaliteit van de data in de rapporten. Als duurzaamheid vanuit bedrijfskundige optiek serieus wordt genomen is een externe verificatie onontbeerlijk. Immers, het moet gaan om geloofwaardige data. Net zoals een financieel jaarverslag zonder accountantsverklaring ondenkbaar is, zo moet dat ook ondenkbaar worden bij het duurzaamheidsverslag. Niet alleen vanwege de functie voor de externe lezer, maar óók vanwege de druk die deze verificatie intern op de kwaliteit van duurzaamheidsdata- en prestaties zet. Geen enkele business unit van een onderneming is immers graag verantwoordelijk voor het ontbreken van de accountantsverklaring over het corporate verslag. Het al dan niet aanwezig zijn van een accountantsverklaring mag de VBDO wat mij betreft dan ook serieuzer belichten. Bedrijven die zich beklagen dat dit opnieuw extra administratieve kosten met zich meebrengt zonder dat daar duurzaamheidsverbeteringen tegenover staan, zouden zich kunnen afvragen of in de toekomst extern gepubliceerde niet-geverifieerde informatie van beursgenoteerde ondernemingen nog denkbaar is. Bovendien, hoe beter de interne organisatie en verankering van duurzaamheid en het datavergaringsproces, des te meer accountants zich kunnen beperken tot systeemcontroles.
En dat brengt mij op mijn derde punt: de organisatorische verankering van duurzaamheid. Ik zie veel ondernemingen het duurzaamheidsverslag nog benaderen als een jaarlijkse exercitie, waar het verslag als doel op zich wordt beschouwd. Maar een goed verslag zou juist de resultante van een proces moeten zijn. Ondernemingen zouden er goed aan doen om duurzaamheid te onderwerpen aan de interne processen van risk-management, interne controle en administratieve organisatie. Inclusief een goede toedeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de hiërarchische managementlijnen, inclusief honoreringsschema’s. Echte koplopers werken inmiddels aan hetzelfde ritme van rapporteren als hun (vaak maandelijkse) financiële rapportages en integreren duurzaamheidsdata in hun financiële ict-oplossingen.
De VBDO zou meer recht doen aan de inspanningen van de koplopers als de nadruk in de toekomst meer gaat liggen op de daadwerkelijke, aantoonbare en gerapporteerde duurzaamheidsverbeteringen en de bedrijfskundige integratie in de onderneming van duurzaamheid. In beoordelingen van de ondernemingen mag dat wat mij betreft zwaarder doorklinken. De tijd is voorbij van het verstrekken van een pluim aan debutanten. Laat die maar door de bezemwagen worden ingehaald. Het stimuleren van de kopgroep tot betere prestaties zuigt het peloton vervolgens vanzelf mee.
Rob van Tilburg is manager van de Adviesgroep Duurzaam ondernemen van DHV en begeleidt veel ondernemingen bij duurzaam ondernemen en de verslaglegging daarvan (www.dhv.nl/mvo). Rob.vantilburg@dhv.nl