Maar waar internationale bedrijven zich met enthousiasme storten op maatschappelijke problemen, zou een nieuw elan Nederland op dit moment niet misstaan. ‘De Nederlandse samenleving zit in een defensieve houding’, zegt Herman Wijffels, voorzitter van de SER. Samen met Tom Rodrigues, lid van de raad van bestuur van Ordina en voorzitter van Samenleving&Bedrijf, hoort hij een grote roep om leiderschap. ‘Maar leiderschap is er, zeker in de politiek, nu te weinig.’

Rodrigues ziet in het bedrijfsleven een aantal lichtpuntjes: Jeroen van der Veer met zijn aanpak waarmee hij Shell over de woelige baren van het gedoe rond de olievoorraden loodste. Peter Bakker van TPG met zijn initiatief van het World Food Program en zijn onuitputtelijke energie om wereldwijd ondernemers te motiveren. ‘Voor bedrijven zijn verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen twee belangrijke thema’s, omdat die de reputatie van de onderneming bepalen. Als die geschaad wordt, kan dat direct financiële consequenties hebben.’

Rodrigues en Wijffels zitten beiden in de raad van advies van Nintes, een maatschappelijke organisatie met als doel leiderschap in het bedrijfsleven en bij de overheid te vernieuwen. De leiders van nu en van morgen moeten beter kunnen inspelen op de veranderende economische en maatschappelijke verhoudingen. Rodrigues: ‘Een bedrijf kan niet meer in een isolement opereren, de managers van morgen hebben te maken met andere besluitvormingsprocessen en hebben een nieuw denken nodig.’

Wijffels: ‘Ondernemen op zichzelf is een maatschappelijke activiteit, altijd geweest. Maar we komen uit een industriële maatschappij, daarin bepaalden de systemen de orde. Leiders moesten zorgen dat het systeem goed werkte. Maar nu we in een netwerkeconomie terecht zijn gekomen, moet er anders leiding gegeven worden. Voor mij is leiderschap de capaciteit van mensen om andere mensen te motiveren, om ze mee te nemen op een nieuwe weg. Maar die leiders hebben we nog niet. De Amerikaanse president Bush probeert met man en macht de oude wereldorde in stand te houden. Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. In alle hoeken en gaten in de samenleving zijn al mensen bezig met het nieuwe tijdperk. Maar we bevinden ons nu op een breuklijn en dat geeft chaos en onrust.’

De breuklijn in de tijd – van industrieel naar kennis-en netwerktijdperk – waar we nu op staan, zal volgens Rodrigues en Wijffels nog wel even duren. ‘Het is een gevecht tussen de reflex van vasthouden en losworstelen’, zegt Wijffels. Volgens Rodrigues speelt het bedrijfsleven een belangrijke rol bij dat losworstelen. ‘Bedrijven reageren veel directer op maatschappelijke veranderingen omdat zij dat direct voelen in de houding van hun medewerkers, van hun klanten en aandeelhouders. Niet inspelen op maatschappelijke wensen kan de reputatie van de onderneming schaden en die reputatie is het hoogste wat een bedrijf heeft.’

Volgens Wijffels loopt de politiek per definitie achter op nieuwe ontwikkelingen. ‘Dat is geen verwijt, maar inherent aan het systeem. Denk aan wetgeving, de wet geldt voor iedereen. Maar voor een betere toekomst zullen we de capaciteiten moeten ontwikkelen om beter met diversiteit om te gaan. Verschillen tussen generaties met aanpassing van de pensioenen, in de sociale zekerheid, alleen voor mensen die het echt nodig hebben en het onderwijs, dat veel meer door de scholen zelf geregeld moet worden.’

Wijffels ziet de hoge uitval van vmbo-leerlingen als een voorbeeld van die systeemcrisis. ‘Het huidige uniforme systeem past niet meer. Er moet een nauwere binding komen tussen scholen, bedrijven en andere arbeidsorganisaties, die past bij de netwerksamenleving.’

Rodrigues vindt dat het onderwijs ook beter afgestemd moet worden op de behoeften en ervaringen van de kinderen van nu. ‘De kinderen van nu hebben nauwelijks meer geleerd om de bevrediging van hun behoeften uit te stellen. Door internet en andere multimediale toepassingen kunnen zij alles wat ze nu willen weten ook gelijk opzoeken, en dat is toch een andere manier van met kennis omgaan. Een manier die vele bedrijven al kennen, omdat zij al veel langer in het veranderingsproces zitten naar de netwerkstructuur. Wat vaak vergeten wordt is dat het onderwijs moet inspelen op hoe de samenleving er over tien jaar uitziet. Maar dat gebeurt niet, nog niet.’

Betekent de verschuiving van industriële samenwerking naar een netwerkmaatschappij dat de leiders van de toekomst alleen maar jong zijn? Rodrigues en Wijffels allebei tegelijk: ‘Leiderschap is geen kwestie van leeftijd, maar van jong van geest zijn.’

MARLEEN JANSSEN GROESBEEK