Klimaatstart-ups worden gezien als belangrijke aanjagers van de duurzaamheidtransitie. De klimaat- en bedrijfsprestaties van deze start-ups gaan echter nog niet gelijk op, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht. Een positief bedrijfsresultaat halen is vooral lastig voor ondernemingen met een grote mogelijke bijdrage aan het reduceren van de mondiale CO2-uitstoot. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Business Strategy and the Environment. In het artikel staan ook aanbevelingen aan de overheid. “Zorg voor de juiste fiscale maatregelen en voor gezonde marktcondities.”

De onderzoekers baseren hun bevindingen op basis van een analyse van 197 klimaatstart-ups uit West-Europa. Zij achterhaalden welke eigenschappen van de start-ups hun klimaat- en bedrijfsprestaties verklaren. “Start-ups die een fysieke technologie gebruiken leveren doorgaans een grotere bijdrage aan de duurzaamheidstransitie dan softwarestart-ups. Maar die laatste groep groeit sneller en haalt meer omzet”, stelt hoofdonderzoeker en innovatiewetenschapper Jip Leendertse. Collega-onderzoeker Frank van Rijnsoever vult aan: “Start-ups zijn bij uitstek geschikt om technologieën naar de markt te brengen waar grote bedrijven geen belangstelling voor hebben. Daarom proberen overheden klimaatstart-ups te bevorderen. Maar de markt en het ecosysteem waar deze start-ups zich in bevinden zijn nog onvoldoende ontwikkeld.”

Dilemma

De resultaten van de onderzoekers leggen een belangrijk dilemma bloot. Om de door overheden beoogde rol van start-ups in groene groei te vervullen is het belangrijk dat start-ups beide prestaties combineren, en dat blijkt lastig. Leendertse: “Een failliete start-up kan geen positieve bijdrage leveren aan het klimaat.”

Lichtpuntje

De resultaten laten wel een lichtpuntje zien. De onderzoekers keken of er ook start-ups bestaan die beide type prestaties wel kunnen combineren. En dit blijkt het geval. Start-ups die veel potentie hebben om bij te dragen aan een vermindering van de CO2 uitstoot en daarbij werken aan een vernieuwende en op hardware gebaseerde technologie weten flinke investeringen binnen te halen. Die investeringen zijn nodig om de nieuwe technologie verder te ontwikkelen. Van Rijnsoever voegt wel een waarschuwing toe: “Investeringen zijn belangrijk, maar ook gebaseerd op beloften. Het is nog niet zeker dat ze ook leiden tot betere bedrijfsprestaties. Investeren in duurzame start-ups kan heel winstgevend zijn, maar is ook heel riskant.”

Aanbevelingen

De onderzoekers adviseren overheden om ervoor te zorgen dat er voldoende financiering is om kapitaalintensieve technologie te ontwikkelen. Leendertse: “Twee mogelijke oplossingen zijn fiscale maatregelen die het investeren in duurzame start-ups aantrekkelijker maken of het uitbreiden van investeringsfondsen specifiek voor vroege fase duurzame start-ups”. Anderzijds dienen de marktcondities waarin duurzame start-ups zich bevinden, het zogenaamde ecosysteem, verbeterd te worden, aldus Van Rijnsoever. “Hierbij zou je kunnen denken aan overheden die zich als eerste klant voor start-ups opwerpen of het creëren van markten door het stellen van scherpere duurzaamheidseisen”.

Artikel

Jip Leendertse, Frank J. van Rijnsoever en Chris P. Eveleens, ‘The sustainable start‐up paradox: Predicting the business and climate performance of start‐ups’, Business Strategy and the Environment (november 2020) https://doi.org/10.1002/bse.2667

De studie is gefinancierd door Climate-KIC onderdeel van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Jip Leendertse is PhD kandidaat op het gebied van duurzame start-up ecosystemen aan de Universiteit Utrecht. Frank van Rijnsoever is universitair hoofddocent innovatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht.