Anders wordt het wanneer in een verzameling van vijf artikelen er vier klinken als een kwartet voor sombere stemmen, en het vijfde, positiever van toon, geschreven blijkt door een buitenlander. In de krant van 3 juli jongstleden was dat het geval. Voor naderend onheil wil ik tijdig gewaarschuwd worden, maar dan moet het wel ergens over gaan. Waar ging het deze keer over?

Hoogleraar culturele economie Arjo Klamer neemt een volle pagina, om, in de beste traditie van de cultuurzeurders, de stelling te verkondigen: ‘Vakantie is nergens goed voor’, en dan met name de vakantie van Nederlanders. Leidraad van het betoog: ‘Nog niet zo lang geleden was een vakantie voor de meeste mensen ondenkbaar. Mijn vader ging een weekje logeren bij een oom die twintig kilometer verderop woonde’. En nu we wel bijna allemaal op vakantie kunnen, weten we niet meer hoe dat moet.

Columnist Bas Heijne schrijft knorrig over ‘loslopende gekken’, en heeft het dan onder meer over de Oranjegekte: ‘Nederlanders zijn als geen ander volk bedreven geraakt in het verpesten van hun eigen feestje.’ Maar ook de sportverslaggevers moeten eraan geloven: ‘Onvolkomen mannen met verlopen koppen, het treurige echelon van zelfgenoegzame schnabbelaars, volgevreten vedettes die afgeven op volgevreten vedettes.’ Zou hij iets tegen hen hebben?

Redacteur Maarten Huygen protesteert tegen de naakte pin-up van vier meter hoog in de Amsterdamse Jacob van Lennepstraat, recht tegenover het huis van een moslimfamilie die daar diep door wordt geschokt, maar die het aanbod van de deelraad om planten en matglas te bekostigen verontwaardigd afwijst: ‘Wij kunnen heus zelf wel gordijnen ophangen.’ Hij heeft een punt. Zij ook trouwens.

En Marjoleine de Vos, dichter en redacteur, constateert met weemoed dat wij het vermogen hebben verloren om een landschap nog echt te zien. Niet alleen omdat het onherstelbaar is verkaveld, maar ook omdat wij niet meer in staat zijn om de sporen van ‘eens was dit …’ te lezen.

Bij de sombere registratie van zo veel verloedering, en de onvermijdelijk daaropvolgende vraag: ‘Wat kunnen we nog doen?’ dringt het klassiek geworden antwoord van J.B. Charles zich op: ‘Je zou een andere krant kunnen nemen.’ Ik vrees alleen dat dit niet meer helpt. Bij mij was in elk geval het kwaad al geschied.

Ik vouw de krant dicht en plotseling slaat de schrik mij om het hart. Hier spreiden vier mensen een diepe somberheid ten toon over zaken waar zij kennelijk iets van af weten. Dat is schokkend genoeg, maar iets anders blijkt nog erger. Ik constateer dat ik ook zelf over zaken waar ik iets van denk te weten in toenemende mate tot somberheid verval. Een zaak als maatschappelijke verantwoordelijkheid, van ondernemingen met name, houdt me al meer dan twintig jaar van de straat, maar steeds vaker bekruipt mij de vraag: ‘Leidt het ergens toe? Verandert er eigenlijk wel iets?’ Ongemerkt lijk ik te gaan meezingen in het koor van de sombere stemmen. Hoe valt dat te verklaren?

Verschillende verklaringen dringen zich op. Bijvoorbeeld: ‘We zijn collectief besmet door een somberheidsvirus dat onopgemerkt rondwaart’. Dat klinkt me te fatalistisch. Somberheid is geen sars of vogelpest, het is een gemoedstoestand, en daar valt aan te dokteren.

Andere poging: ‘Het is écht zo, we gaan op talloze terreinen naar de ratsmodee, kijk om je heen! Of: ‘Optimisme is een gemakkelijke deugd, maar de realist telt voor twee, hij steekt de optimist moeiteloos in zijn zak’. Als verklaring nauwelijks beter dan het virus. Wat dan wel? Nog maar eens goed kijken misschien, voordat somberheid me definitief overmant. Waar zit bij verantwoord ondernemen vandaag de pijn?

Op verschillende plekken. Er zit conceptueel weinig schot in, we hanteren geijkte methoden en begrippen voor geijkte situaties en problemen. Een nieuwe visie is al jaren niet meer op de markt verschenen, het is meer van hetzelfde. People, Planet, Profit, een code hier, een toezichthouder daar, en nooit wordt iemand boos. Bovendien, als er op deelgebieden al enige vooruitgang wordt geboekt, zorgt elders een nieuw schandaal wel weer voor een donderende terugslag.

En vooral, er is weinig aan te doen, want veel dingen zitten muurvast: partijen die elkaar systematisch voor de voeten lopen, een sector die de gelederen sluit nu het politieke tij meezit, een andere die hetzelfde doet nu het tij tegenzit, en moeizame internationale verhoudingen die de zorg zijn van iedereen en dus van niemand in het bijzonder. Klinkt ook bekend.

Alle reden voor somberheid dus? Niet noodzakelijk. De praktijk van verantwoord ondernemen verandert misschien niet veel, maar wel het bewustzijn. Voldoende minstens om te voorkomen dat de praktijk ernstig verslechtert. En dus? Ik besluit om niet mee te zingen in het koor van de sombere stemmen. Ik neem ook geen andere krant.

Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.