De promovendus, Jacques Cory, auteur van twee boeken, Business Ethics. The Ethical Revolution of Minority Shareholders (2001) en Activist Business Ethics (2002), heeft pionierswerk verricht, want over minderheidsaandeelhouders is in de bedrijfsethiek nog vrijwel niets te vinden. Speciale rechten voor kleine aandeelhouders? Cory vond uitdrukkelijk van wel. Zij hebben er recht op dat anderen geen misbruik maken van hun zwakke positie. Als grondslag hiervoor noemde hij het morele basisbeginsel dat mensen aan anderen geen schade dienen te berokkenen, en ook de Gulden Regel: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’.
Dit is, in het Nederlands, een honorabele stelling, zeker als je daarbij denkt aan de vele duizenden kleine aandeelhouders die in recente boekhoudschandalen hun spaargeld en vaak zelfs hun pensioenen hebben zien verdampen zonder dat zij daarop enige invloed konden uitoefenen. Maar de stelling van de promovendus blijkt wat pover onderbouwd.
Het is hier van tweeën één. Ofwel minderheidsaandeelhouders verkeren, wat hun morele rechten aangaat, in de positie die geldt voor elke marktdeelnemer, maar zij kunnen geen aanspraak maken op speciale rechten. Zij mogen een beroep doen op de beginselen van eerlijkheid, transparantie, wederkerigheid en gelijke toegang, die samen de moraal van de markt vormen, maar dat ís het dan ook.
Ofwel er is wel degelijk sprake van speciale rechten voor kleine aandeelhouders, maar dan moeten die ook worden gespecificeerd en onderbouwd. Speciale rechten funderen op algemene beginselen is geen sterke strategie.
Een tweede bezwaar is ernstiger. Het komt neer op: ‘Niet zeuren, als je niet tegen de hitte kunt, verdwijn dan uit de keuken. Kleine aandeelhouders hebben kleine rechten. Wanneer je je als kleintje benadeeld voelt, zorg dan dat je groter wordt en sluit je aan bij de VEB, de Vereniging van Effectenbezitters. Het is op de markt net als in de politiek. De meerderheid maakt de dienst uit’.
Een sterke tekst, maar de laatste parallel had beter achterwege kunnen blijven. Want zo werkt de politiek juist niet. Wie zich in een democratie beroept op het recht van de sterkste maakt zich schuldig aan democratisch cynisme.
Politieke theoretici zijn het al jaren over één ding eens: je beroepen op je meerderheidspositie, en zeker je meerderheid onbekommerd uitbuiten, is de snelste weg om haar te verliezen. Een meerderheid die aan minderheden voorbijgaat, holt zichzelf uit. Democratie is nu eenmaal een krachtsevenwicht dat bij voortduring onderhouden moet worden, indachtig het motto: ‘Everybody to count for one, and nobody for more than one’. Hierachter zit het politieke profijtbeginsel: je ondergraaft je eigen politieke positie wanneer je die van anderen veronachtzaamt.
Er is hier ook een hoger beginsel in het geding, en dat luidt: een meerderheid bezitten in de politiek geeft niet primair rechten maar allereerst verantwoordelijkheden. Politiek is behartiging van het algemeen belang vanuit omschreven maatschappelijke voorkeuren. Zodra jouw voorkeuren ten koste gaan van het algemeen belang springt het maatschappelijk sein op rood.
Op de markt is het niet anders.
De morele intuïtie betreffende speciale rechten van minderheidsgroeperingen is begrijpelijk, de verontwaardiging over misbruik van informatie en macht van de kant van grootaandeelhouders is terecht, maar op de markt moet misschien niet de liefde maar dan toch zeker het verstand wel van twee kanten komen. Verspreid opererende kleine aandeelhouders moeten zich groeperen, zich naar vermogen informeren, uitwijken misschien naar obligaties of ethische fondsen, en bovenal zich realiseren dat zij deelnemen aan een complexe en geavanceerde markt. Dus ogen open, de benen schrap en vermetelheid de deur uit.
Ondernemingsbesturen dienen zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheden ten aanzien van minderheidsaandeelhouders. Om het systeem in stand te houden. Maar ook omdat er rechten in het geding zijn. Want inderdaad, minderheidsaandeelhouders hebben eigen rechten. Het recht met name dat, wanneer zij verstandig opereren, zij niet worden belemmerd in hun deelname aan de markt. Verantwoord ondernemen eist van alle betrokkenen ook verantwoord financieren.
De code-Tabaksblat probeert betere verhoudingen tussen ondernemingsbestuur, commissarissen en aandeelhouders te bewerkstelligen. Haar aanwijzingen en aanbevelingen hebben echter, onuitgesproken, vooral de grote aandeelhouders in het vizier. Moet er dus nog een code komen die recht doet aan de speciale rechten van minderheidsaandeelhouders, of mogen we ervan uitgaan dat op den duur de kleine aanhouder vanzelf wel wint?
Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.