26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 24 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 10 februari 2004
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 22 januari 2004
overleg gevoerd met staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken
over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 oktober 2003 over maatschappelijk verantwoord ondernemen (EZ-03-534);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 19 januari 2004 over hetzelfde onderwerp (26 485, nr. 23).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Algra (CDA) constateert dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) minder prioriteit lijkt te krijgen nu het economisch minder gaat. Zo blijkt onder meer uit een rapport van Berenschot uit december 2003 dat er nauwelijks méér aan MVO wordt gedaan. Misschien moet een code voor MVO worden ontwikkeld, maar de maatschappelijke verantwoordelijkheid moet blijken uit het gedrag van bedrijven. De overheid heeft hierbij een belangrijke rol. De voorstellen van de staatssecretaris in dit verband moeten daadkrachtiger worden. In de motie-Verburg c.s. (26 485, nr. 12) wordt gevraagd om een maatschappelijk verantwoord inkoopbeleid van de overheid. In het zevenpuntenplan van de voorganger van de staatssecretaris staat dat hiervoor medio 2003 een opzet gereed zou zijn. In 2005 moeten alle overheidsdiensten een maatschappelijk verantwoord inkoopbeleid hanteren. Wat is de stand van zaken? De heer Algra wil geen nieuwe verplichtingen voor de overheid, maar wel stimulerende voorbeelden. Kan de overheid in haar jaarverslagen rapporteren over resultaten van MVO-inzet? Hij is ontevreden over de terughoudendheid om ook op Europees niveau afspraken te maken over MVO-beleid.
Tijdens de MVO-conferentie die onder het Nederlandse EU-voorzitterschap plaatsvindt, moet worden afgesproken dat de EU en de lidstaten MVO-principes hanteren in het inkoopbeleid.
Het Kennis- en informatiecentrum MVO moet zo snel mogelijk actief zijn doelgroep benaderen. Wanneer gaat het centrum van start? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat dit het zoveelste centrum wordt dat met de beste bedoelingen de anonimiteit induikt? Kan in dit verband een samenwerking met het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO) worden overwogen?
MVO moet een Ã??groene draadÃ?? vormen bij innovatie, herstel van de economie en de concurrentiepositie. Kan de staatssecretaris aantonen dat dit gebeurt onder haar coördinerende activiteiten? Op welke wijze is MVO en duurzaamheid verankerd in het opereren van het Innovatieplatform, dat concrete voorstellen voor innovatie ontwikkelt? MVO speelt op verschillende manieren een rol in het versterken van de leefbaarheid en kwaliteit van steden en wijken. Verschillende organisaties proberen
daartoe in de grote steden overheid en bedrijven bij elkaar te brengen. Hoe kunnen dergelijke activiteiten een structureler karakter krijgen? De heer Algra is voorstander van partnerschap van Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken, want dat is veelbelovend. Wat zijn hierbij de prioriteiten van de staatssecretaris? Bedrijven en organisaties hebben te maken met vele buitenlandinstrumenten. De voorwaarden en werkwijzen daarvan lopen zeer uiteen. Is het mogelijk ze op elkaar af te stemmen en heldere stukken te doen produceren? Hierdoor kunnen de administratieve lasten worden verkleind en kan de effectiviteit worden vergroot.
De heer De Krom (VVD) vraagt de staatssecretaris haar visie op MVO te geven, aangezien de Kamer vandaag voor het eerst met haar spreekt over dat onderwerp. Kan zij vooral aandacht besteden aan de rol van de overheid daarbij? Tijdens het vorige overleg heeft de heer De Krom zijn bezwaren tegen het voorgenomen kenniscentrum MVO naar voren gebracht, maar daarmee lijkt niets te worden gedaan. Dat is teleurstellend. Wat is de toegevoegde waarde van zo’n centrum, naast de overheidsorganisaties en particuliere organisaties die al actief zijn op dat vlak? Het NIDO heeft inmiddels een naam opgebouwd met het opzetten van duurzame-ondernemingsprojecten. Het ligt daarom voor de hand dat de activiteiten die het kenniscentrum moet uitvoeren, bij het NIDO worden ondergebracht. Het NIDO is meegedeeld dat er geen subsidie meer voor beschikbaar is, terwijl voor het kenniscentrum de komende vier jaar 4,9 mln euro beschikbaar is. Door het kenniscentrum bij het NIDO onder te brengen, worden dan ook in één keer twee voordelen behaald. In de brief van het NIDO aan zowel de staatssecretaris als haar collega Van Geel d.d. 10 oktober 2003 worden de argumenten en het financieringsplan uiteengezet. Wordt het voorstel uitgevoerd, dan moet met het NIDO worden afgesproken dat een duidelijk werkprogramma en prestatie-indicatoren worden opgesteld en dat de subsidie langzamerhand wordt afgebouwd. Waarom wordt niet gesproken over Ã??duurzaam ondernemenÃ?? in plaats van over MVO? Dat is verwarrend. De heer De Krom is de staatssecretaris er dankbaar voor dat zij met Euronext spreekt over een duurzaamheidsindex. Euronext is niet bereid mee te werken en dat is teleurstellend. Een bezwaar tegen een index is dat hij leidt tot subjectiviteit, maar elke index leidt uiteindelijk tot een subjectief oordeel. Een ander bezwaar is dat er geen eenduidigheid is over de criteria. Dat is een reëel argument, maar het is mogelijk om met het bedrijfsleven overeenstemming te bereiken over die criteria. De staatssecretaris heeft toegezegd het laatste te zullen proberen. Wat wil zij precies bereiken en op welke manier? Weer een ander bezwaar is dat het volume van de markt te klein is. De Europese markt is echter veel groter. Bovendien bestaan er al Europese indices. Onderneemt de staatssecretaris activiteiten in die richting? Ten slotte merkt de heer De Krom op dat de overheid zichtbaar moet maken dat duurzaam ondernemen ook in het belang van de onderneming is.
De heer Douma (PvdA) spreekt mede namens de fractie van GroenLinks.
Aan de hand van een krantenartikel constateert hij dat MVO het eerste punt is dat van de agenda verdwijnt als het economisch tegenzit. In haar brief van 19 januari jl. schrijft de staatssecretaris dat de overheid een aantal stimulerende taken heeft. Welke instrumenten worden hierbij gehanteerd, zonder dat allerlei nieuwe regels worden opgesteld? De heer Douma stelt voor dat zij een vergelijkbare commissie als de commissie- Tabaksblat instelt, waarin ondernemingen die momenteel het meest aan
MVO doen, samen met ngo’s een gedragscode opstellen. Die code moet dan worden verankerd in de wet die werkt volgens het principe van Ã??inschikken of verklarenÃ??. Op die manier wordt niet alleen de overheidsverantwoordelijkheid waargemaakt, maar wordt het bedrijfsleven ook de gelegenheid gegeven om zelf de inhoud van de code te bepalen. Ondernemingen die deel uitmaken van handelsmissies moeten tevoren
worden ingelicht over de risico’s voor MVO. Het is verheugend dat momenteel vaart wordt gemaakt met de oprichting van het kenniscentrum MVO. In de brief van 19 januari meldt de staatssecretaris dat zij met de Consumentenbond in gesprek is over een MVO-index. Dat is van belang, omdat het inzicht in wat bedrijven doen op dit terrein moet worden vergroot. Consumenten vormen immers uiteindelijk de doorslaggevende factor voor het slagen van MVO. Wordt het inzicht in de MVO-aspecten van producten momenteel snel genoeg vergroot? Het is goed dat de staatssecretaris aandacht besteedt aan de rol van pensioenfondsen. In de stukken die bij de code-Tabaksblat horen, wordt gesteld dat institutionele beleggers een verantwoordingsplicht hebben over hun stemgedrag in aandeelhoudersvergaderingen. Dit voorstel moet nog wettelijk worden ingevuld. Kan MVO daarbij worden betrokken? Recentelijk heeft de staatssecretaris de Kamer een stuk gestuurd over professioneel inkopen en aanbesteden door de overheid. In de begeleidende brief wordt gesteld dat het onderwerp Ã??duurzaam inkopenÃ?? daarin wordt behandeld. Dat gebeurt echter niet. Wordt de motie-Verburg c.s. wel uitgevoerd?
Mevrouw Van der Laan (D66) vindt dat de visie van de staatssecretaris op MVO grotendeels overeenstemt met die van haar fractie op dit onderwerp. De bewindsvrouw stelt namelijk dat MVO geen hype is en dat de overheid een rol heeft bij het stimuleren en faciliteren ervan. De verantwoordelijkheid voor MVO ligt echter bij de individuele onderneming. De staatssecretaris geeft aan het initiatief te hebben genomen tot een afstemmingsoverleg over de transparantie van de verschillende departementen inzake MVO. Wat houdt dit precies in? Het is jammer dat negatief
wordt gereageerd op het voorstel voor een duurzaamheidsindex bij Euronext. De staatssecretaris wil echter nagaan of in de markt behoefte is aan zo’n index. Bovendien zal met Euronext worden gesproken over bewustwording bij ondernemers en beleggers. Wat verstaat de staatssecretaris onder Ã??de marktÃ??? Hoe gaat het onderzoek er uitzien? Op welke termijn kan het rapport daarvan worden verwacht? Zijn er nog andere afspraken gemaakt met Euronext? Het argument dat nergens anders een duurzaamheidsindex wordt gehanteerd, is juist een reden om er wel een
te ontwikkelen. Op die manier kan Euronext er bovendien uitspringen. De staatssecretaris onderneemt een aantal acties om het contact te stimuleren tussen zogenaamde stakeholders, oftewel belanghebbenden bij een onderneming. Zij wil onder meer in Nederland een multistakeholdersoverleg tot stand brengen, dat al bestaat op Europees niveau. Is dat niet dubbelop? Wat zijn de doelstellingen van zo’n conferentie? Nederland heeft al een aantal jaren ervaring met MVO-beleid. Kan de
staatssecretaris ingaan op de resultaten ervan? In hoeverre zijn ze gebruikt om het huidige beleid te vormen? De staatssecretaris heeft als doel om de middengroep op het gebied van MVO te laten aansluiten bij de koplopers. De achterblijvers komen in de brief echter nauwelijks aan de orde. Zal voor het stimuleren van deze groep gericht beleid worden gevoerd? Kan daartoe een concrete doelstelling worden geformuleerd?
Mevrouw Van der Laan stemt in met het volgen van het MVO-beleid aan de hand van referentiepunten. Tot en met 2006 wordt bekeken of aanvullend beleid nodig is. Dat is het geval als de nu zichtbare opwaartse lijn zich niet voldoende doorzet. Wat is de opwaartse lijn? Welke cijfers worden gebruikt?
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris denkt dat de verschillende belangen van een bedrijf in evenwicht moeten zijn om de continuïteit en winstgevendheid ervan mogelijk te maken. Zo zou een bedrijf meer langetermijninvesteerders aantrekken als het goed voor belanghebbenden zorgt, en daardoor beter presteren. De bewindsvrouw weet overigens niet of dit theoretisch te bewijzen is. Bedrijven nemen de verantwoordelijkheid voor MVO vanuit een moreel leiderschap en vanwege druk door consumenten en investeerders. Juist bij internationaal ondernemen moeten bedrijven goed in de gaten houden of zij maatschappelijk verantwoord werken; ze weten namelijk niet altijd wat in een ander land gebeurt en hoe toeleveranciers zich
gedragen. De richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) bieden ondernemers een houvast en daarom zijn zij er verheugd over. MVO is maatwerk. De primaire verantwoordelijkheid ervoor ligt bij het bedrijf zelf. Een bedrijf doet meer aan MVO als het zelf het initiatief neemt, dan als de overheid het verplicht. De staatssecretaris wijst er evenwel op dat er geen sprake is van vrijblijvendheid; daarom zorgt de overheid voor randvoorwaarden, namelijk door te stimuleren, kennis over te dragen en de ontwikkelingen te volgen. Voordat de staatssecretaris eventueel een gedragscode laat ontwikkelen volgens
het principe van Ã??toepassen of uitleggenÃ??, wil zij het bedrijfsleven tot en met 2006 de kans geven om ervaring op te doen met de relevante richtlijnen en initiatieven. Volgens de prestatie-indicator uit de EZ-begroting wordt vanaf 2005 bijgehouden hoeveel bedrijven een maatschappelijk jaarverslag schrijven conform Richtlijn 400. Ook op andere manieren zullen de MVO-ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven worden gevolgd. In het voorjaar worden de Kamer nieuwe cijfers gestuurd op grond van de huidige VBTB-indicator. Voor de kopgroep moet duidelijk zijn dat MVO loont. De staatssecretaris toont graag de goede voorbeelden, opdat de middengroep wordt geïnspireerd. De middengroep moet verder worden gestimuleerd door kennisoverdracht en prijzen. Vooral kleine bedrijven hebben weinig gelegenheid om zelf MVO te ontwikkelen. Het is daarom inspirerend dat een bedrijf met slechts 45 werknemers vorig jaar de prijs voor het beste maatschappelijk jaarverslag heeft gewonnen. Uit onderzoek blijkt overigens niet eenduidig of MVO een hoge prioriteit heeft voor bedrijven. Wel is duidelijk dat ze eraan werken. Het is de bedoeling dat een deel van de achterblijvers doorschuift en tot de middengroep gaat behoren. Vanwege de regelgeving kunnen bedrijven overigens niet te ver achterblijven. Het kenniscentrum MVO zal kennis vergaren en actief verspreiden, vooral onder het MKB. Het zal samenwerken met Economische Zaken en met andere instellingen, zoals universiteiten. Over de rolverdeling tussen het kenniscentrum en Economische Zaken zijn duidelijke afspraken gemaakt: MVO-beleid wordt bijvoorbeeld gemaakt op het ministerie. De heer J. Wempe wordt de directeur van het centrum. Hij komt van KPMG Ethics and Integrity, publiceert veel over integriteit en duurzaamheid, en is hoogleraar Bedrijfsethiek en duurzaamheid. De staatssecretaris wijst erop dat
de doelstellingen van het kenniscentrum anders zijn dan die van het NIDO en dat het samenvoegen van de activiteiten nooit eerder ter sprake is geweest. Het beëindigen van de subsidie van het NIDO valt bovendien onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris voor milieu. Desondanks zal de staatssecretaris met haar collega voor milieu overleggen over de wens om de activiteiten van het kenniscentrum met die van het NIDO samen te voegen. Zij zegt toe de Kamer binnen twee weken te informeren
over de resultaten van dit overleg. Een Europees MVO-beleid heeft vanwege het gelijke speelveld de voorkeur. De Europese Raad heeft bedrijven in het kader van de Lissabonstrategie direct aangesproken op hun sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheden. Teneinde uit te vinden hoe het Nederlandse MVO-beleid
binnen Europa moet worden gewaardeerd, heeft de staatssecretaris het initiatief genomen om samen met andere departementen een MVO-conferentie te organiseren tijdens het Nederlandse voorzitterschap. De resultaten van het multistakeholdersforum, die in de zomer worden verwacht, en de mededelingen van de Europese Commissie hierover, die in het najaar worden verwacht, zullen de leidraad van de conferentie vormen. De belangrijke thema’s transparantie, ketenbeheer en inkoopbeleid zullen aan de orde komen. De overkoepelende doelstelling van de conferentie is het verbreden van MVO op Europees niveau. In Europa houdt MVO vaak slechts sociale verantwoordelijkheid in. De staatssecretaris
vreest dat het voorstel voor een MVO-code voor inkoopbeleid dan ook een stap te ver is. Rekening moet bovendien worden gehouden met de Europese aanbestedingsregels. Daarin is kort geleden geregeld dat duurzaamheid als criterium mag worden gebruikt bij inkoop. Desondanks vindt de bewindsvrouw het voorstel voor een inkoopcode sympathiek en zal zij erover nadenken.
Via het project inkopen en aanbesteden (PIA) beoogt de overheid efficiënter en beter in te kopen. Het toegezegde plan voor een meer centrale, overheidsbrede inkoop, ontvangt de Kamer in juli, als het PIA goed is uitgewerkt. Duurzaam inkopen is een onderdeel daarvan. Het hele PIA wordt opgenomen in de begroting voor 2005. De staatssecretaris zegt toe te bekijken of MVO kan worden behandeld in de jaarverslagen van de overheid. In een aantal gevallen gebeurt dat overigens al. Dit onderwerp komt, evenals inkoop, aan de orde in het zogenaamde transparantieoverleg
met andere departementen. De bewindsvrouw heeft het bedrijfsleven opgeroepen om opener te zijn over de herkomst en samenstelling van producten en mee te werken als
de Consumentenbond om informatie hierover vraagt. De consument moet namelijk een geïnformeerde keuze kunnen maken tussen producten die al dan niet door MVO tot stand zijn gekomen. Om die reden steunen de departementen van EZ, van VROM en voor Ontwikkelingssamenwerking, onder meer financieel, de ontwikkeling van de MVO-index door de Consumentenbond. De index is onderdeel van de MVO-gids voor consumenten. Daarin zijn bedrijfsprofielen opgenomen, waarin wordt beschreven op welke wijze bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de markt blijkt behoefte te zijn aan een duurzaamheidsindex. Hoewel het bezwaar ertegen is dat een index subjectief is, vindt de staatssecretaris dat men ergens moet beginnen. Een nieuwe index moet wel voldoende onderscheidend zijn. De staatssecretaris ontwikkelt er breed gedragen criteria voor. Het methodologische probleem van een Nederlandse index lijkt oplosbaar, maar Nederland moet aansluiten bij Europese ontwikkelingen. Hoewel het land wellicht een voorbeeldrol heeft, is het
leuk om zo’n nieuwe index te maken. De bewindsvrouw stuurt de Kamer in de zomer een brief over de voortgang. Bij iedere handelsmissie wordt gepoogd aandacht te geven aan MVO. Bedrijven die meegaan ontvangen tevoren informatie over het land, onder meer over MVO-zaken. Met de betrokken ambassades en ngo’s wordt
bekeken aan welke onderdelen van MVO het best aandacht kan worden
gegeven. Verder wordt aandacht gevraagd voor de OESO-richtlijnen. Afhankelijk van het doel van de missie komen soms één of meer specifieke thema’s aan de orde. Eventueel wordt gesproken met ngo’s. Als de staatssecretaris landen bezoekt met een controversiële politieke situatie spreekt zij tevoren met een aantal experts, zodat zij goed weet wat er speelt. De voorzitter merkt op dat de Kamer binnen veertien dagen een brief over het NIDO wordt gestuurd. In de zomer ontvangt zij een plan over de
rijksbrede inkoop, waarin aandacht wordt besteed aan duurzaam inkopen. Ook over een duurzaamheidsindex ontvangt de Kamer in de zomer een brief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hofstra
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels