Uitwisseling van informatie stond voorop. Welke ontwikkelingen doen zich voor op het gebied van mensenrechten, welke ervaringen hebben bedrijven ermee, hoe gaan zij er in de praktijk mee om? Zulke zaken laten zich goed bespreken in een informeel, vertrouwelijk overleg. Maar Amnesty is als organisatie op actie gericht, zij wil iets bereiken, zij wil met name de handhaving en verdediging van mensenrechten bevorderen. Daarbij zouden ook invloedrijke multinationale ondernemingen een rol kunnen spelen, móeten spelen zelfs. Vindt men daar.
Er schuurt en kraakt het een en ander in deze opzet. Van oudsher zijn voor Amnesty regeringen en nationale overheden haar eerste adressanten, en politieke gevangenen haar eerste doelgroep. Gaandeweg heeft de blik zich verruimd. Beknotting van vakbondsrechten, van vrijheid van meningsuiting, mensen de mogelijkheid tot een eerlijk proces onthouden, grove vormen van kinderarbeid ongemoeid laten, of hele gebieden ontruimen voor een stuwdam zonder adequate compensatie, het zijn allemaal schendingen van fundamentele mensenrechten die Amnesty aan de kaak stelt. Maar mag je van multinationale ondernemingen verwachten dat zij ook al deze zaken op hun agenda nemen? En is een Ronde Tafel Overleg de beste vorm om daar achter te komen?
Dat zijn twee verschillende vragen, maar ze zijn beide heel ingrijpend.
Een Ronde Tafel Overleg kan een goede vorm zijn om wederzijds posities te verhelderen, maar een wrijvingsloze, zichzelf zeven jaar in stand houdende dialoog is onherroepelijk de dood in de pot. Positiebepalingen moeten gebonden worden aan een termijn waarbinnen je vaststelt wat je aan elkaar hebt en wat je van elkaar mag verwachten. Een dialoog om de dialoog holt zichzelf uit.
Moeilijker te beantwoorden is de vraag of multinationale ondernemingen mensenrechten op hun agenda moeten nemen. Zij doen het in toenemende mate, op papier minstens. Tien jaar geleden weigerden veel ondernemingen uitdrukkelijk om in hun code naar mensenrechten te verwijzen. Vandaag gebeurt dit vrijwel moeiteloos. Aandacht geven aan mensenrechten hoort tot de verplichtingen die ondernemingen uit eigen beweging op zich nemen. Zijn zij bekeerd? Nee, de rechten zijn van aanzien veranderd.
De weerstand tegen verantwoordelijkheid nemen voor de verdediging van mensenrechten sloeg op de situatie dat geweld werd gedaan, door overheden met name, aan politieke en vrijheidsrechten van burgers. Daar moeten we overheden op aanspreken, niet ondernemingen, zo was de redenering, want ondernemingen moeten zich geen gezag aanmatigen in politieke zaken. Een verdedigbare, zij het wat gemakkelijke stelling.
Gaandeweg is het begrip mensenrechten verbreed tot alle rechten waarop mensen, waar ook ter wereld, aanspraak kunnen maken. Rechten, zegt de Amerikaanse filosoof Dworkin, zijn troefkaarten in het maatschappelijk verkeer. Je wint er misschien niet de hele partij door, maar je markeert er wel je positie mee. Rechten zijn sterke morele claims. Het gevolg is dat, bijvoorbeeld op het gebied van het bedrijfsleven, ‘aandacht voor mensenrechten’ ongeveer hetzelfde is gaan betekenen als ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen ‘. Rechten van werknemers, rechten op een schoon milieu, rechten van aandeelhouders, recht op informatie: veel van wat onder verantwoord ondernemen wordt gevat krijgt vandaag het aureool mee van een recht. Dat maakt de aanspraak sterker, maar verzwakt de vooraanstaande positie die ‘mensenrechten’ plachten te hebben. Voor een mensenrechtenorganisatie als Amnesty is dat een onwelkome ontwikkeling.
Je kunt het ook nog anders zeggen. Het Ronde Tafel Overleg over mensenrechten heeft tot nu toe weinig robuuste resultaten opgeleverd. Deugde de methode niet, deugden de mensen niet, of deugde de zaak niet?
De methode van de altijddurende dialoog deugde niet. Die leidt namelijk niet tot het punt dat wederzijdse posities en verwachtingen zo duidelijk zijn geworden dat je kunt beslissen om uit elkaar te gaan of om, als volgende stap, samen een concreet project aan te pakken.
De mensen deugden ook niet helemaal. Toen, ter markering van de mijlpaal van 25 bijeenkomsten, een openbare zitting werd voorbereid waarin zou worden gediscussieerd over verplichtingen en mogelijkheden van multinationals op het punt van mensenrechten, meldde, na aanvankelijke toezegging, de ene na de andere onderneming zich als deelnemer af, zodat het evenement in zijn geheel moest worden afgelast. Hoe serieus was het traject dan dat eraan voorafging, zeven jaar lang?
Blijft staan dat de zaak zelf wel deugt, of je het nu vat in termen van mensenrechten of van verantwoord ondernemen . Duidelijk is tegelijk dat het een zaak betreft van lange adem, langer zelfs dan zeven jaar. Het Ronde Tafel Overleg heeft dat, ongewild misschien, opnieuw aangetoond. Dat is mager, maar het is wel leerzaam. Het leert: als het zo moeizaam gaat, moet het wel om een serieuze zaak gaan. Voorwaarts dus, en niet versagen. Goedschiks of anders.
Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.