“Maatschappelijk verantwoord en milieubewust gedrag in de confectie-industrie kan alleen worden bevorderd als we rekening houden met de geschiedenis, de complexe institutionele omgeving zoals gekenmerkt door de plaatselijke cultuur en wet- en regelgeving, en de mentaliteit van managers van lokale bedrijven”. Dat is de conclusie van Nika Salvetti, die gisteren aan Nyenrode Business Universiteit promoveerde op haar proefschrift Welke factoren beïnvloeden het MVO-gedrag in de kledingsector van Bangladesh? Luisteren naar de stem van lokale managers”. Internationale druk speelt daar een grote rol in. Daarnaast ziet zij ook een belangrijke taak voor de managers van lokale bedrijven om meer verantwoord en duurzaam gedrag in de leveringsketen te bevorderen.
“Steeds meer bedrijven richten zich op duurzaam ondernemerschap en een rechtvaardige en inclusieve groei van de wereldeconomie. Toch is er nog steeds een trend zichtbaar van ondernemingen die hun productie verplaatsen naar nieuwe markten met lagere productiekosten. De grootste, maar niet noodzakelijkerwijs meest duurzame groei is die in Zuidoost-Azië. Grondstoffen en essentiële natuurlijke hulpbronnen staan daarbij onder hoge druk en de samenleving wordt steeds zwaarder belast. Dit geldt zeker voor de confectie-industrie in Bangladesh sinds de brand bij Tazreen Fashions, in 2012, en het instorten van Rana Plaza, in 2013. Die gebeurtenissen hebben ertoe geleid dat de wereldwijde leveringsketen kritiek kreeg en onder druk werd gezet om zich meer maatschappelijk verantwoord en milieubewust te gedragen”, aldus Salvetti.
Managers van lokale bedrijven
Lokale producenten in Bangladesh worden vaak bekritiseerd en gezien als de hoofdverantwoordelijken voor calamiteiten zoals die bij Tazreen en het Rana Plaza. “Maar zij opereren in een complexe omgeving en mogen niet als enige schuldigen worden aangemerkt”, stelt Salvetti. Haar onderzoek laat vanuit drie invalshoeken zien welke factoren invloed hebben op het MVO-gedrag (maatschappelijk verantwoord ondernemerschap) van lokale managers in de kledingindustrie van Bangladesh. Volgens Salvetti kunnen zij een doorslaggevende rol spelen en de weg naar duurzame groei inslaan. Dit kan bijvoorbeeld door technologische veranderingen door te voeren, de werkomstandigheden verder te verbeteren dan de minimale eisen volgens plaatselijke wetgeving, de machtsverhoudingen met hun afnemers te herzien en een voorbeeld te zijn voor anderen.
Drie invalshoeken
In dit onderzoek wordt vanuit drie belangrijke theoretische invalshoeken een analyse gemaakt van de factoren die MVO-gedrag beïnvloeden. De eerste invalshoek is historisch. Hier ligt de focus op de evolutie op MVO-gebied sinds het ontstaan van de confectie-industrie in Bangladesh, en op de belangrijkste gebeurtenissen die deze ontwikkeling hebben vormgegeven. De ramp bij het ingestorte Rana Plaza, in 2013, waarbij meer dan duizend werknemers om het leven kwamen, heeft de aandacht van de internationale gemeenschap gevestigd op de tekortkomingen in de confectie-industrie. Deze gebeurtenis heeft ook geleid tot een dringende roep om meer compliance bij de productie. MVO kan echter alleen worden bevorderd door middel van strategische samenwerking tussen overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De IAO-agenda voor fatsoenlijk werk, het PaCT/IFC-initiatief en de multi-stakeholderprogramma’s ACCORD en ALLIANCE zijn goede voorbeelden van zo’n samenwerking.
De tweede invalshoek is het individuele niveau. De actielogica, die bepaalt hoe leiders ‘hun omgeving interpreteren en reageren wanneer hun macht of veiligheid wordt uitgedaagd’, geldt als een belangrijke intrinsieke motiverende factor voor het MVO-gedrag. Dit komt doordat managers, zodra ze beter inzicht krijgen in de complexe omgeving waarbinnen ze opereren, ook begrijpen waarom het belangrijk is dat ze meer verantwoord en duurzamer gaan handelen, en hoe ze met die complexiteit kunnen omgaan.
De derde invalshoek is de institutionele analyse. Die belicht alle institutionele factoren die leiders aanzetten tot MVO: dwingende factoren (zoals wet- en regelgeving, vereisten van afnemers en verwachtingen van consumenten), normatieve factoren (plaatselijke culturen en waardesystemen) en mimetische factoren (nabootsing).
Inmiddels is de confectie-industrie in Bangladesh zich ervan bewust dat het streven naar lage arbeidskosten niet voldoende is om een duurzaam bedrijfsmodel op te bouwen. Ook lokale producenten zien dit in. Zij begrijpen dat compliance en duurzaamheid, meer dan vroeger, bepalend zijn voor de concurrentiepositie en het bevorderen van MVO. Het onderzoek van Salvetti laat zien dat het belangrijk is om beter naar de stem van mensen ter plekke te luisteren en om de lokale context te laten meewegen. “We zijn geneigd om vanuit ons westerse perspectief te kijken. Daarbij vergeten we dan vaak om rekening te houden met de lokale context. Terwijl dat echt zou helpen om de situatie beter te begrijpen en verbeteringen te bewerkstelligen”, aldus Salvetti.
Foto: © Dominic Chavez/World Bank