Vraag 1

Deelt u de analyse dat het tegenstrijdig is dat Nederlandse exportkredieten ten goede komen aan Nederlandse ondernemers die zaken doen met Fidel Castro, terwijl Nederland tegelijkertijd pogingen doet de mensenrechtenschendingen in Cuba aan de kaak te stellen? 1) Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Deze analyse wordt niet gedeeld. Verbetering van de mensenrechtensituatie is het uitgangspunt van het EU-beleid (EU Common Position). Niet het isoleren van Cuba, maar het voeren van een dialoog met de Cubaanse overheid en vertegenwoordigers uit de samenleving staat in het EU-beleid centraal. Gezien de huidige omstandigheden is het tweeledige EU beleid van groot belang om niet het contact met Cuba te verliezen. Bovendien wordt de mogelijkheid om nog iets voor de gevangen dissidenten te kunnen doen bij het verbreken van het contact geminimaliseerd. In EU verband zijn een aantal initiatieven genomen naar aanleiding van de recente arrestaties en veroordelingen, zoals het beperken van bilaterale bezoeken op hoog niveau, het terugbrengen van het niveau van deelname aan culturele manifestaties, het uitnodigen van dissidenten bij de viering van nationale feestdagen en het tussentijds evalueren van het EU-Gemeenschappelijk Standpunt ten aanzien van Cuba.

Het Nederlandse beleid is overeenkomstig het EU beleid tweeledig. Enerzijds wordt de mensenrechtensituatie kritisch gevolgd en aan de orde gesteld, anderzijds wordt de economische samenwerking met Cuba onderhouden. Economische ontwikkeling en betrokkenheid bij de buitenwereld bevordert eveneens het tot stand komen van een burgerlijke samenleving en het doordringen van andere ideeën in de Cubaanse samenleving. De export-, investerings- en samenwerkingsprogramma’s maken deel uit van dit in EU verband afgestemde beleid. Overigens verstrekt de Nederlandse overheid geen exportkredieten. Wel biedt de Nederlandse overheid, thans onder strikte voorwaarden, mogelijkheden voor herverzekering van betalingsrisico’s op Cuba voortvloeiend uit exportkredieten. De herverzekeringsfaciliteit wordt permanent gecontroleerd op resultaten, risico’s en tevens aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Vraag 2

Bent u bereid de exportkredieten aan Nederlandse bedrijven die actief zijn in Cuba stop te zetten indien hun activiteiten strijdig zijn met het mensenrechtenbeleid, te meer daar het Nederlandse bedrijfsleven een aanzienlijke rol heeft in Cuba?

Antwoord

Van de Nederlandse bedrijven die gebruik maken van de export-, investerings- en samenwerkingsprogramma’s, voert voorzover mij bekend, geen enkel bedrijf activiteiten uit die strijdig zijn met het mensenrechtenbeleid. De Nederlandse overheid hanteert bij de beoordeling van aanvragen voor export-, investerings- en samenwerkingsfaciliteiten, een aantal vereisten op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Bij deze beoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationaal geldende normen, zoals die in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen zijn vastgelegd voor investeringen in het buitenland. De onderneming die een aanvraag indient voor een export-, investerings- of samenwerkingsfaciliteit dient een inspanningsverklaring te tekenen ten aanzien van de OESO Richtlijnen. Dit betekent dat het bedrijf ervoor tekent om naar vermogen deze richtlijnen in de onderneming toe te passen. De aanvragen worden getoetst op eenduidige en transparante toetsbare criteria. Het gaat hierbij om corruptie, milieu en sociale omstandigheden. Bepaalde mensenrechten, zoals dwangarbeid, vallen onder deze laatste categorie. Hierbij wordt aangesloten bij bestaande internationale kaders zoals de International Labour Organisation (ILO). Ten aanzien van Cuba zijn er op dit moment geen internationale beperkingen van kracht.

Vraag 3

Kent u soortgelijke situaties, elders in de wereld, waarbij Nederlandse bedrijven exportkredieten genieten en in feite mensenrechtenschendingen direct of indirect gaande houden? In hoeverre worden overwegingen ten aanzien van mensenrechten en arbeidsrechten meegenomen bij het toekennen van exportkredietsubsidies aan bedrijven?

Antwoord

Er zijn geen situaties bekend van Nederlandse bedrijven die, gebruik makend van de export-, investerings- of samenwerkingsprogramma’s, mensenrechtenschendingen direct of indirect gaande houden.

Zoals in het Nederlandse MVO-beleid is geformuleerd, hanteert de Nederlandse overheid bij de beoordeling van aanvragen voor export-, investerings- en samenwerkingsfaciliteiten, een aantal vereisten op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waaronder overwegingen op het gebied van mensenrechten en arbeidsrechten.

Vraag 4

Kunt u aangeven in hoeverre de Nederlandse bedrijven die actief zijn in Cuba zich niet houden aan de ILO en OESO richtlijnen waar ook zij aan gebonden zijn?

Antwoord

Er zijn geen gegevens beschikbaar die er op wijzen dat bedrijven zich niet zouden houden aan de ILO en OESO-richtlijnen. Overigens zijn de OESO-richtlijnen aanbevelingen aan het bedrijfsleven. De arbeidsomstandigheden in buitenlandse bedrijven worden door Cubaanse werknemers in het algemeen gewaardeerd. Wel is het mij bekend dat het werknemers in Cuba niet is toegestaan zich te organiseren buiten de officieel door de overheid erkende vakorganisatie. Dit is in strijd met de ILO conventies. Het uitoefenen van druk op de Cubaanse overheid om de Cubaanse wetgeving op dit punt aan internationale maatstaven aan te passen, is de taak van de internationale gemeenschap en niet van individuele bedrijven. In het verleden is Cuba zowel in EU-verband als bilateraal op dit en andere punten betreffende de mensenrechten bekritiseerd. Zolang deze situatie zich niet wijzigt en een dialoog met Cuba gaande kan worden gehouden, zal dit punt stelselmatig worden benadrukt.

Vraag 5

Welke mogelijkheden heeft u en bent u bereid aan te wenden om de in Cuba actief zijnde Nederlandse bedrijven op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te wijzen?

Antwoord

Indien er onder internationale besluiten economische sanctiemaatregelen worden getroffen, omdat mensenrechten in bepaalde landen worden geschonden, dan zullen deze landen van de toepassing van de export-, investerings- en samenwerkingsfaciliteiten worden uitgesloten. Ook wanneer blijkt dat de ondersteuning is gebaseerd op onjuiste gegevens die door de aanvrager zijn verstrekt zal, afhankelijk van de mate van onjuistheid, de ondersteuning worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd.

Daarnaast kan iedere belanghebbende het Nationaal Contactpunt (NCP) inschakelen, indien er bij een bepaald bedrijf, dat heeft geïnvesteerd in Cuba, aanwijzingen zijn dat zij de OESO-richtlijnen niet naleven. Het NCP zal dan in overleg met alle partijen een oplossing voor het probleem helpen zoeken. Als geen overeenstemming bereikt kan worden zal het NCP zijn mening over de juiste toepassing van de OESO-richtlijnen en – indien toepasselijk – aanbevelingen terzake publiceren.

Het MVO-beleid is via de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 mei 2001 (TK, 26 485, nr. 15) kenbaar gemaakt aan de Tweede Kamer.