Fout. Toen ik het interview later nog eens terugkeek op internet, vond ik geen spoor meer van een toezichthouder corporate governance. Ik had het blijkbaar alleen graag wíllen horen. Goed luisteren is een kunst.
De reden dat ik het interview nog een keer bekeek, was overigens een andere. In een column in FEM Business windt Paul Frentrop zich buitengewoon op over een andere uitspraak van Docters van Leeuwen die hij in hetzelfde interview hoorde, het voorstel namelijk om de topmanagers van alle grote ondernemingen in Nederland te toetsen op hun integriteit en betrouwbaarheid. Frentrop heeft er geen goed woord voor over. Maar die uitspraak was mij nu weer ontgaan, vandaar de terugkijkoperatie. En jawel hoor: opnieuw geen spoor te bekennen.
Wat zei Docters van Leeuwen wel? Het ging op een bepaald moment over handel met voorkennis. De interviewer: ‘Topmanagers beschikken onvermijdelijk over uitgebreide informatie. Moet hun daarom niet verboden worden om zelf in aandelen te handelen, of moeten zij minstens niet vooraf gescreend worden, zoals nu al gebeurt met bankiers?’
Docters van Leeuwen wilde er niets van weten. ‘Topmanagers moeten zich voorbeeldig gedragen. Maar een screening vooraf is uit den boze. We moeten niet overal toezicht voor bedenken. Toezicht moet toegevoegde waarde hebben. We moeten ervoor oppassen dat we niet terechtkomen in een toezichteconomie. Achteraf controleren is iets anders. Daartoe moet de Commissie Tabaksblat over corporate governance ondubbelzinnige handvatten aanreiken, en die zullen wij dan resoluut gebruiken.’
Daar kon ik het dus mee doen: geen aparte toezichthouder corporate governance. Daar kon ook Paul Frentrop het mee doen; geen woord over screening vooraf van topmanagers op integriteit en betrouwbaarheid. De AFM heeft met gedragingen te maken, en daarover zal zij op een niet mis te verstane wijze oordelen. Maar integriteit, of het gebrek daaraan, moet blijken uit gedrag. Dan pas weten we waar we het over hebben.
Een pragmatische aanpak dus zonder moraliserende poespas. Dat moet Frentrop als muziek in de oren klinken. Waarom dan toch zijn opwinding? Omdat hij een veel verder gaande stelling blijkt te huldigen. Niet: integriteit moet blijken uit daden, maar: een ondernemer moet helemaal niet integer zijn. ‘Voor functionarissen in de publieke sector is integriteit een vereiste. Maar voor hen die hun dagelijks brood in de marktsector moeten verdienen, is een overschot aan integriteit een handicap. Natuurlijk is bouwfraude een slechte zaak. Maar wie wil een groot bouwbedrijf laten leiden door een volstrekt integer persoon? Veel opdrachten zou die persoon niet binnen halen.’ Het staat er echt.
Moeten ondernemers integer zijn? Dat hangt af van wat je daaronder verstaat. In de levendige discussie over integriteit die momenteel gaande is, blijken zich drie verschillende betekenissen uit te kristalliseren. We doen er goed aan ze uit elkaar te houden.
Integriteit staat allereerst voor morele uitmuntendheid, de karaktereigenschap van mensen die voor zichzelf een bijzonder hoge morele standaard hanteren en zich daaraan houden, vaak nog schijnbaar moeiteloos ook. Het is een lust voor het oog, maar het kan niet van iemand geëist worden, niet van ondernemers en ook niet van andere mensen. Het gaat hier om de hoogstaande morele identiteit die iemand in vrijheid voor zichzelf kiest.
Gebruikelijk is de betekenis van integriteit als onkreukbaarheid en rechtschapenheid, de morele ondergrens waar iedereen zich aan te houden heeft binnen het specifieke patroon van zijn taken en verantwoordelijkheden, op de markt bijvoorbeeld of in een publieke functie. Integriteit in deze zin kan geëist en gecontroleerd worden. Veel impulsen gaan er niet van uit, maar duidelijk is het wel.
Stimulerend in het maatschappelijk verkeer is integriteit als professionele verantwoordelijkheid. Mensen, in welke positie ook, realiseren zich dat hun omgeving legitieme verwachtingen koestert ten aanzien van hun gedrag, ook al zijn die verwachtingen niet tot achter de komma vastgelegd. Zij aanvaarden hun verantwoordelijkheid en zijn bereid om verantwoording af te leggen van de manier waarop zij ermee omgaan. Zo iemand gedraagt zich als een volwassen burger, of ambtenaar, of bestuurder. Of ondernemer. Er is namelijk geen enkele reden om ondernemers als morele kleuters te behandelen.
Op morele uitmuntendheid van anderen kun je alleen hopen. Onkreukbaarheid kun je eisen en controleren. Volwassen verantwoordelijkheid mag je verwachten en kun je bevorderen. Dat bedoelde Docters van Leeuwen, en daarin heeft hij groot gelijk. Als ik tenminste de tweede keer wel goed heb geluisterd.
Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.