Het MVO Referentiekader stond centraal tijdens het debat “MVO en de Internationale Praktijk”, georganiseerd door het MVO Platform op 21 februari 2003. Na een inleiding van Dhr Wijbrandi, Directeur van Novib, gaven twee experts uit Latijns-Amerika een uiteenzetting van wat MVO betekent in landen waar internationaal overeengekomen verdragen vaak niet worden nageleefd.

Dhr Veiga is senior onderzoeker bij Instituto Observatório Social waar hij het onderzoek leidt naar MNO’s als Philips, Unilever, Parmalat and Schering-Plough. Dhr Veiga wees op het belang van een dialoog tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties, te beginnen met een dialoog met vakbonden. In Brazilië alleen vertegenwoordigen vakbonden zo ongeveer 21 miljoen werknemers. Vakbonden worden nog steeds vaak tegengewerkt. Bovendien hebben vakbonden in Brazilië geen wettelijk recht op informatie, ILO Conventie 87 is niet geratificeerd en ondernemingsraden bestaan niet. Dit betekent dat vertegenwoordiging van werknemers in vakbonden in hoge mate afhankelijk is van de wijze waarop bedrijven omspringen met het personeel. Het is geen uitzondering dat een bedrijf met een reputatie op het gebied van MVO niet eens de ILO Conventies, de OESO richtlijnen of zelfs de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens naleeft. Zo werden de werknemers van fabrieken van Philips en Unilever in Brazilië niet op de hoogte gesteld van overnames, zodat het voor hen onduidelijk was wie de leiding over het bedrijf had. Veiga hecht veel belang bij de samenwerking tussen Zuidelijke en Noordelijke maatschappelijke organisaties om het gedrag van MNO’s wereldwijd te verbeteren.

Dhr Barranco, Directeur van Vamos, introduceerde het Latijns Amerikaanse MVO netwerk van maatschappelijke organisaties, Grupo Puentes. Dit netwerk van organisaties in Argentinië, Brazilië, Chili, Mexico en Nederland bestaat uit negentien NGO’s en vakbonden die samenwerken om MVO in elk van deze landen te stimuleren. MVO wordt in Mexico en elders in Latijns Amerika vaak benaderd vanuit een Noord Amerikaans perspectief, waar MVO erg gericht is op marketing en filantropische activiteiten. In Europa is MVO meer gericht op duurzaamheid. Het Grupo Puentes project wil door middel van informatie-uitwisseling, kritisch onderzoek, dialoog met bedrijven, en lobby een maatschappelijke agenda op het gebied van MVO ontwikkelen vanuit Latijns Amerikaans perspectief. Grupo Puentes wil een brugfunctie hebben tussen het bedrijfsleven en de samenleving, en met duurzame alternatieven komen voor het bedrijfsleven in Latijns Amerika. Dhr Barranco benadrukte daarbij het belang van samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld wanneer het gaat over informatie-uitwisseling over activiteiten van westerse ondernemingen en ontwikkelingen die zich in Europa op het gebied van MVO voordoen.

Het MVO Referentiekader als verdere definiëring van MVO
Het tweede gedeelte van het programma bestond uit een paneldiscussie tussen drie vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, drie vertegenwoordigers vanuit de politiek en een NGO vertegenwoordiger vanuit het MVO Platform.

Vertegenwoordigers van ING, Heineken International en KLM, gaven hun reactie op het MVO Referentiekader. Aan de ene kant werd een gezamenlijk initiatief van maatschappelijke organisaties gewaardeerd. Het Referentiekader werd gezien als een goede samenvatting van de belangrijkste normen en verdragen en een goede poging tot een verdere definiëring van MVO. Aan de andere kant werden er ook een aantal kritiekpunten genoemd. Het Referentiekader belicht de gedragsaspecten te eenzijdig, zo wordt en weinig gezegd over rol die ondernemingen kunnen spelen bij armoedebestrijding. Het duizelingwekkende aantal verplichtingen die genoemd worden zijn verplichtingen overeengekomen tussen landen, die niet zomaar bij bedrijven kunnen worden neergelegd. Ook werd er kritiek geleverd op het feit dat dit Referentiekader een juridisering van het debat over MVO teweeg brengt, terwijl veel bedrijven MVO juist zien als de activiteiten die verder gaan dan wettelijk noodzakelijk. Onder de genoemde belanghebbenden zijn in het kader geen aandeelhouders genoemd, terwijl deze groep voor het bedrijfsleven natuurlijk nog steeds een van de belangrijkste belanghebbenden is.

Aan de hand van een drietal stellingen gingen de vertegenwoordigers vervolgens in debat met de overige panelleden en de zaal. Deze stellingen hadden betrekking op de verantwoordelijkheid van de overheid versus die van het bedrijfsleven, op de reikwijdte van ketenverantwoordelijkheid, en op de discussie over verplichte versus vrijwillige rapportage.

Verantwoordelijkheden voortvloeiend uit MVO
Ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor het naleven van internationaal overeengekomen normen tussen landen was men het er over eens dat de primaire verantwoordelijkheid bij de overheid ligt, zoals bij het respecteren van ILO normen. Als onderneming ben je wel verantwoordelijk voor wat er binnen de organisatie gebeurt, bijvoorbeeld dat werknemers zich kunnen laten vertegenwoordigen door vakbonden. Maar als bedrijf heb je geen controle over de wijze waarop de regering van een land besluit een en ander te organiseren. De grote vraag bleef wanneer een onderneming besluit een investering terug te trekken wanneer blijkt dat de overheid de normen niet respecteert. In Birma is dat duidelijk, gezien het artikel in de Trouw op 21 februari dat Nederlandse banken geen geld willen lenen aan projecten in Birma. Maar over China was meer onduidelijkheid. In China worden het recht op vakbondsvrijheid niet gerespecteerd, maar toch investeren Nederlandse ondernemingen in dat land. Een onderneming zou dan zelf ruimte kunnen bieden aan de werknemers om zich te organiseren.

De discussie rond transparantie en rapportage richtte zich met name op de vraag op welke manier het beste aan de roep om meer transparantie gehoor gegeven moet worden. De vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zagen meer heil in een vrijwillige benadering, waarbij bedrijven zoveel mogelijk de ruimte wordt gegeven om zelf in te vullen hoe zij aan stakeholders rapporteren, omdat de rapportages anders onleesbaar worden en de waarde ervan zou dalen. Ook de VVD is voorstander van een vrijwillige benadering, aangezien burgers en journalisten beter kunnen aangeven welke informatie ze willen, en rapportageverplichting leidt tot bureaucratie. PvdA en GroenLinks refereerden daarentegen naar het initiatief wetsvoorstel dat beide partijen hebben opgesteld, en wezen op het belang om door middel van een verplichting rapportage op grotere schaal van de grond te krijgen. Vanuit het MVO Platform, vertegenwoordigd door Milieudefensie, werd opgemerkt dat niet alleen rapportage van belang is, maar ook het recht op informatie. NGO’s die gerichte informatie van bedrijven willen, kunnen weinig beginnen als een bedrijf deze informatie niet wil of niet kan geven, vanwege vertrouwelijkheidclausules in contracten. Milieudefensie pleit daarom voor een vraagrecht voor NGO’s en burgers, vergelijkbaar met de Wet Openbaarheid Bestuur.

Het debat werd afgesloten met een toespraak van Dhr Wijn, Staatssecretaris van Economische Zaken. Wijn is enthousiast over het initiatief van de maatschappelijke organisaties om zich te verenigen in een MVO Platform. ‘Het MVO Referentiekader is een standaardboekje om altijd bij de hand te hebben’, zei Dhr Wijn in zijn slotwoord. MVO Referentiekader is een hulp voor bedrijven om MVO concreet te maken. De staatssecretaris benadrukte ook dat ieder van de partijen – bedrijven, overheid, NGO’s etc. zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. Uit een recent rapport is gebleken dat 50% van de bedrijven stelselmatig bezig is met MVO. MVO moet overal in het bedrijf integraal deel uitmaken van de beslissingen die genomen worden.

De staatssecretaris constateert een verandering van de toon in de discussie over MVO. Volgens Wijn worden NGO’s effectiever in hun lobby omdat ze minder extremistisch worden. Het opgeheven vingertje heeft plaatsgemaakt voor een uitgestoken hand. Maar er moet een spanningsveld blijven bestaan om vooruitgang te kunnen boeken. Het MVO Platform heeft als rol, zo zei hij, ‘als tegenwicht om bedrijven en hemzelf scherp te houden’. Wijn vergeleek de rol van de NGO’s en vakbonden met een tamboer maître van een drumband. De tamboer maître moet voorop lopen maar niet zover dat de drumband hem uit het oog verliest.