Ruim een jaar geleden heeft KBC Bank binnenshuis een team opgezet van ‘duurzaamheidsanalisten’, deskundigen die nagaan hoe ondernemingen scoren wanneer zij worden getoetst aan de hand van standaarden op het gebied van duurzaamheid of maatschappelijk verantwoord ondernemen . De standaarden zijn door het team zelf ontworpen. Zij bestrijken de gebieden economisch beleid, bedrijfsethiek, milieu, interne sociale verhoudingen, en mensenrechten en externe verhoudingen. Die gebieden worden nader verdeeld in een aantal thema’s, elk op hun beurt opgedeeld in meetbare deelindicatoren. Zo komt het team tot ongeveer zeventig standaarden die samen het domein dekken dat gewoonlijk wordt aangeduid met de termen People, Planet, Profit, of mensen, milieu en meerwaarde.
KBC heeft het afgelopen halfjaar 108 Europese bedrijven gescreend uit verschillende sectoren. De bank hanteert daarbij de ‘best in class’-methode. Elke onderneming krijgt voor elk van de standaarden een score. Deze worden samen verwerkt tot één eindscore per bedrijf. Aan de hand van de eindscores wordt de bovenste vijftig procent van de onderzochte bedrijven binnen een bepaalde sector aangewezen als geschikt om in een ethisch beleggingsfonds te worden opgenomen. Bij de consumptiegoederen onderzocht de bank tien producenten, waarvan er dus vijf overbleven. Ahold doorstond de test, als vierde van boven.
Wie dat wil, kan zich uitgebreid laten informeren over de gebruikte methode, de manier van informatieverzameling en scoring, de uitkomsten binnen de onderzochte sectoren en de resultaten van afzonderlijke ondernemingen (www.kbcam.be/duurzaambeleggen). Duidelijk zal dan blijken dat er in België, als het over duurzaam beleggen gaat, niet over één nacht ijs wordt geschaatst.
Maar het Ahold van vandaag? Zwiert het nog steeds sierlijk over het ijs van het verantwoord ondernemen ? ‘Cooking the books’ in de Verenigde Staten, dubieuze partners in Argentinië, fouten in de consolidatie van overnames; bedrijven gaan met minder onderuit. Overigens, van dichtbij bezien was het beeld dat KBC enkele maanden geleden al van Ahold kreeg niet rimpelloos positief. Het onderzoek deugde dus.
Voor bedrijfsethiek stond de onderneming op de voorlaatste plaats met 3,73 op een schaal van 10, en voor het thema corporate governance op de laatste met amper 3,33 punten tegenover een gemiddelde van 5,92. Ook voor creatief boekhouden, insider trading, en samenstelling en selectie van bestuur haalde Ahold een slechte score.
Waarom dan toch bij de besten van de klas? Door de goede score op ‘interne sociale verhoudingen’ (bovenaan) en voor milieu (op de tweede plaats). Ook voor ‘mensenrechten en gemeenschapsbetrokkenheid’ scoorde Ahold met 6,88 beduidend beter dan het gemiddelde van 4,81. Ook al zouden er, op grond van de recente onthullingen, substantiële wijzigingen worden aangebracht in bepaalde deelscores, bijvoorbeeld voor strategie en langetermijnvisie, financial performance, zorg voor aandeelhouders (die zich nu verneukt voelen zoals Albert Heijn zelf vierkant verklaarde), dan nog zou Ahold de vierde plaats van de sector behouden.
Dat is het probleem met dit soort onderzoek. Om tot een omvattend en bezonnen oordeel te komen, werken de onderzoekers met een groot aantal standaarden. Maar doordat alle standaarden eenzelfde spreiding van gewicht krijgen, kunnen enkele afzonderlijke missers, hoe spectaculair ook, het totale beeld maar een beetje wijzigen. We hadden immers afgesproken dat het bij verantwoord en duurzaam ondernemen gaat om het héle beleid in ál zijn facetten?
Natuurlijk is deze complicatie bij de ontwikkeling van de KBC-methodiek voorzien. Voor negatieve uitzonderingsgevallen is een uitzonderingsclausule ingebouwd: ‘Als het al te gortig wordt, kan een bedrijf, ondanks zijn totaalscore, toch buiten de ethische fondsen worden gezet.’ Heeft Ahold het al te gortig gemaakt?
Daarover spreekt volgende maand de Externe Adviesraad Duurzaamheidsanalyse van KBC, een groep van acht hoogleraren die zijn aangetrokken om de kwaliteit van het onderzoek te bewaken. Toegegeven, bij de meeste beleggers is vandaag niet de grootste zorg of Ahold opgenomen blijft in ethische fondsen. Maar voor wie verantwoord ondernemen en ethisch beleggen ter harte gaat, is de vraag wel degelijk belangrijk.
Er is namelijk sprake van grote zorg. Op minstens twee niveaus. Zorg om de aanzienlijke materiële schade die velen lijden. En zorg om de schade die de Ahold-affaire toebrengt aan het vertrouwen dat onontbeerlijk is in het systeem van de vrije markt. De materiële schade is bitter, maar de publieke gevoelsschade is veel en veel groter, en strekt zich uit tot ver buiten de aandeelhouders van Ahold. DAF was jammer, Fokker was pijnlijk, maar Ahold, daar eet je van, en dan raakt een morele deconfiture veel mensen vlak onder het middenrif.
Uitsluiten uit de ethische fondsen dus? Ja, voorlopig voor onbepaalde tijd. Misschien blijft de onderneming economisch overeind en staat er over een paar jaar weer een gezond bedrijf. Maar over een plaats van Ahold in ethische fondsen moeten we het voorlopig niet meer hebben. Hoogstens kan die plaats een tijdlang worden opengehouden. Om hem terug te verdienen met heel ondubbelzinnige nieuwe bewijzen van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Henk van Luijk is filosoof, oud-hoogleraar bedrijfsethiek, en lid KBC Externe Adviesraad Duurzaamheidsanalyse.