Maar ook zij kunnen geen antwoord geven op de vraag wat de achtergrond van de ‘infectueuze hebzucht’ van managers is zodat ze de opdracht geven de boeken te vervalsen en waarom ze alleen aan hun sterimago denken. Waarom is dit type bestuursvoorzitter zo populair geworden in plaats van de bescheiden harde werker op de achtergrond? Oud-Rabobank-bestuurder en nu voorzitter van de Sociaal-Economische Raad Herman Wijffels is zo’n type en hij heeft ook zijn voorkeur voor zo’n soort ondernemer uitgesproken. Is er een verband met de extreme dominantie van de financiële markten en de hype van de aandeelhouderswaarde, die door Akzo-bestuurder Cees van Lede samen met Wijffels in het discussieprogramma Buitenhof ongenadig bij het grof vuil werd gezet?
Sommigen, waaronder Europees commissaris Frits Bolkestein, blijven hardnekkig beweren dat het gebrek aan controle van aandeelhouders op deze topbestuurders het probleem is. Zij vertalen de roep om betere corporate governance vooral in een grotere invloed van aandeelhouders en disciplinering door een scherpe overnamemarkt. Nog steeds steunt zijn nieuwe overnamerichtlijn op dat idee-fixe.
Maar volgens mij heeft juist de overdreven aandacht voor de beurswaarde excessen en irrationele beslissingen van bestuurders van bedrijven tot gevolg gehad, zeker waar door optiepakketten ook een groot eigenbelang in het spel was. Argumenten vanuit de reële bedrijfsvoering speelden nauwelijks nog een rol in de bestuurskamer. De opgeblazen beurswaarde moest ingezet worden voor acquisities die nog hogere koersen zouden opleveren. De overnamemarkt is inmiddels een hype gebleken. Steeds meer studies wijzen uit dat de effecten van fusies en overnames per saldo negatief zijn, zowel voor de beurswaarde op de langere termijn, als voor de werkgelegenheid.
In reactie op de beurscrisis en de vertrouwenscrisis door de boekhoudschandalen, buitelen de repressieve maatregelen nu over elkaar heen. Vooral in de sfeer van het toezicht worden de duimschroeven aangehaald. Mooi, maar niet genoeg. Minstens zo belangrijk is het dat we ons in Nederland, maar vooral ook in Europees verband en in dialoog met de VS, weer eens bezinnen op de kernvraag hoe we tegen beursgenoteerde ondernemingen aankijken. Zijn deze ondernemingen primair instrumenten voor beleggers om via de aandelenmarkt winst te maken? Of is het andersom: Zijn de financiële markten een middel om ondernemen mogelijk te maken? Dát is voor mij de cruciale kwestie. De visie daarop bepaalt vervolgens hoe de zeggenschapsvraag wordt beantwoord. Betekent eigendom automatisch zeggenschap of is er een scheiding tussen die twee? De Nederlandse traditie van vierhonderd jaar sinds de VOC is volgens mij helder. Wij spreken over ‘de vennootschap en de met haar verbonden onderneming’. Aandeelhouders bezitten waardepapieren van de onderneming, maar niet ‘de onderneming’ zelf. Managers hebben, daarbij gecontroleerd en ondersteund door raden van commissarissen, rekening te houden met meerdere belangen, niet alleen die van de aandeelhouders. Mochten er toch nog conflicten ontstaan, dan moet de rechter een oordeel uitspreken. Ook moet er in het internationale debat een kanteling plaatsvinden van het zwaartepunt van de financiële markten naar de reële ondernemingen. Daarbij zijn de volgende ontwikkelingen van belang:
– Maatschappelijk verantwoord ondernemen . Een bedrijfsfilosofie die ook door een aantal beursgenoteerde ondernemingen is overgenomen, waarbij aandeelhouders slechts een van de groepen belanghebbenden (stakeholders) van het bedrijf zijn. Bestuurders zijn zich bewust van de toegevoegde waarde en het belang van hun werknemers, klanten en (natuurlijke) omgeving voor de onderneming.
– Het aandeelhoudersactivisme van de grotere institutionele beleggers. Een voorbeeld daarvan is de veranderende houding van de Nederlandse pensioenfondsen, die zich steeds actiever met corporate governance en met het gedrag van besturen en bestuurders van ondernemingen bemoeien en dat terecht verbinden met de maatschappelijke rol van ondernemingen op de langere termijn;
– Het pleidooi in de VS voor onafhankelijke commissarissen die een zwaardere en zuiverder rol moeten spelen in de besluitvorming. Zie bijvoorbeeld de aanbevelingen van de Newyorkse beurs, die voor een groot deel parallel lopen met verbeteringen die in Duitsland en Nederland besproken worden voor de raden van commissarissen in de duale structuur die wij kennen.
– Ten slotte zou het misschien ook helpen als er meer vrouwen door het glazen plafond zouden breken en aan de leiding van grote ondernemingen zouden komen. Liever nuchtere en integere types zoals de ‘Time-heldinnen’ van Enron en Worldcom aan de top dan hun machobazen!
Ieke van den Burg
Ieke van den Burg is lid van het Europees Parlement voor de PvdA.