Microsoft is samen met vier andere techbedrijven aangeklaagd voor betrokkenheid bij kinderarbeid in kobaltmijnen in Congo. De aanklager stelt dat de kinderen geen andere keus hebben dan in mensonterende omstandigheden te werken en zo hun bijdrage te leveren aan bijvoorbeeld onze smartphones. Nu zal dit weinigen verrassen, het is bekend dat er in de mijnbouw misstanden zijn. In feite is het probleem echter groter dan we durven te erkennen. Van mode tot auto’s, van chocolade tot wijn, eigenlijk staat er achter iedere internationale productieketen die lagelonenlanden aandoet wel een moreel vraagteken. Mocht het tot een veroordeling komen, dan worden grote techbedrijven gedwongen hun productie anders te organiseren. Je kunt je afvragen waarom ze dat niet nu al op eigen initiatief doen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen voor de gehele internationele productieketen? 

Onlangs las ik Jacques Marken. De eerste sociaal ondernemer van Nederland. De grondlegger van DSM en Calvé wordt daarin gekenschetst als een man die aan het eind van de negentiende eeuw een personeelsbeleid voerde waarmee hij zijn tijd decennia vooruit was. Deze entrepreneur was niet zonder zonden, maar vergeleken met hedendaagse CEO’s was hij buitengewoon ethisch in het opkomen voor de belangen van arbeiders. Hij was een aartsvader van het welvaartskapitalisme in Nederland en kan zich meten aan ondernemers als Willem Hovy en Anton Philips. ‘Ieder uur een woord, een daad’, is een frase uit één van zijn gedichten, die biograaf Jan van der Mast typerend acht voor de instelling van de veelzijdige ondernemer. Al lezend vroeg ik mij af waarom deze instelling verloren is gegaan in een welvarend land als het onze en in het Westen in het algemeen. De oorzaak ligt denk ik goeddeels in het nauwe economische paradigma dat onderwezen wordt aan universiteiten en hogescholen en dat Milton Friedman in de jaren-’80 scherp verwoordde: het doel van een bedrijf is winst, het doel van politiek is politiek. Dit marktbeeld is ook de blauwdruk van organisaties als Microsoft.  

Nog twee recente voorbeelden: In 2013 opende Volkswagen een fabriek in Xinjiang, China. Ook toen al was duidelijk dat China een politiestaat is die het zeker in die regio, waar Oeigoeren wonen, niet zo nauw neemt met de mensenrechten. Volkswagen maakte deze keuze ondanks dat Google in 2009 nog besloten had om China te verlaten vanwege de politieke censuur. Tien jaar later is de onderdrukking in China nog groter en experimenteert Google toch weer met speciale Chinese producten. De markt van potentieële consumenten is voor Google enorm en economisch te aantrekkelijk om te negeren vanwege morele twijfel. 

Met hun nieuwe producten kun je helaas niet googelen op termen als ‘democratie’ of ‘arbeidstijden’. Wij in het westen weten wel wat er aan de hand is en kunnen het nepnieuws van de Chinezen weerspreken. Doen we dat eigenlijk wel voldoende? Voor een ondernemers van het kaliber Jacques Marken zou het antwoord duidelijk nee zijn.   

Nu zullen sommigen argumenteren dat wie tegen Microsoft, Google of Volkswagen een morele vinger heft niet begrijpt hoe de wereld werkt. Dankzij het pionierswerk van dit soort globaal opererende bedrijven zal ook in China een middenklasse ontstaan die op den duur vanzelf een liberale rechtstaat zal optuigen waarin ook de rechten van werknemers geborgd zijn. Dit progressieve perspectief op de geschiedenis – doux commerce, oftewel: economische groei leidt uiteindelijk tot beschaving – klinkt aantrekkelijk en sust de morele twijfel. In feite hebben we het hier over wat in de bedrijfsethiek het ‘vuile handen dilemma’ wordt genoemd: Soms moet je nu eenmaal iets doen wat niet door de beugel kan, omwille van een groter doel. Volkswagen kan vertrekken uit China, maar dan hebben de vrije Oeigoeren helemaal geen werk en welvaart. Microsoft kan wel eisen dat de mijnbouw fatsoeneert, maar dat vereist enorme investeringen en controle. Deze argumentatie leunt nogal zwaar op het geloof dat economische vooruitgang altijd tot een liberale rechtstaat leidt. Dit is maar zeer de vraag. 

Het Chinese techbedrijf Huawei floreert uitstekend in de autoritaire context van China en illustreert dat kapitalisme weleens beter zou kunnen werken zónder democratie en middenklasse dan mét. Hier wordt eens te meer zichtbaar hoezeer wij in het Westen nog altijd blind geloven in de waarde van het individu en zijn vrijheid, maar ook hoezeer dit geloof een eenmalige traditie is die buiten Europa niet dezelfde vanzelfsprekendheid heeft. Er zijn gelukkig ook bedrijven die deze vanzelfsprekendheid commercieel vertalen: Tony Chocolonely, Fairphone en Triodos. Maar dat zijn uitzonderingen. 

Jacques van Marken leefde eind negentiende eeuw, een tijd waarin de wereld minstens zo snel veranderde als in de onze, al waren de uitdagingen anders. Hij zette in op beschaving van zijn productieketen, destijds de Sociale Questie geheten. Daarbij maakte hij vuile handen, smerige zelfs, maar wist hij als CEO ook zijn medewerkers bij de hand te nemen en ze moreel de weg te wijzen. Mijn studenten lezen komend jaar over zijn politieke leiderschap: honderden pagina’s materiaal over de relatie tussen moraal en ondernemerschap. Zouden studenten over honderd jaar ook horen van hedendaagse CEO’s omdat die internationale productieketens van wijn, chocolade, koffie en smartphones definitief wisten te beschaven? 

Jelle van Baardewijk, lector bedrijfsethiek aan de Hogeschool Rotterdam. Hij is tevens als filosoof verbonden aan de afdeling bestuurskunde en Centrum Èthos van de Vrije Universiteit. Een eerdere versie van dit artikel verscheen in het Financieele Dagblad.