Hoever gaat eigenlijk de taak van de ondernemingen? Is het eigenlijk wel zo verstandig om grote verantwoordelijkheden voor sociaal-maatschappelijke en ecologische vraagstukken bij managers te leggen? Bedrijven zijn er toch immers om toegevoegde waarde te creëren door middel van producten en diensten? De bedrijfsmanagers zijn toch helemaal niet opgeleid om mensenrechtenvraagstukken op te lossen? Persvrijheid te bevorderen of onderwijs te stimuleren? Gezondheidszorg te verbeteren of religieuze conflicten op te lossen?
Toch verwachten wij dit meer en meer van de managers in het bedrijfsleven. De reden dat wij dit deels terecht, maar ook deels noodgedwongen doen, heeft een belangrijke hoofdoorzaak: het achterop raken van overheden in het uitvoeren van hun publieke taken en verantwoordelijkheden. De overheid lijkt zich vooral een taak toe te meten die slechts tot doel heeft een aantrekkelijke marktomgeving te creëren voor het bedrijfsleven. Vervolgens wordt dat bedrijfsleven met steeds meer publieke verantwoordelijkheden opgescheept.
Steeds minder lijkt de politiek zich ervan bewust dat men ook democratisch gekozen is om juist de algemeen maatschappelijke belangen te dienen, zoals bijvoorbeeld sociale cohesie, ecologische draagkracht en het bevorderen van internationaal rechtvaardige verhoudingen. Geen zaken die je het bedrijfsleven alleen moet laten opknappen.
Wel moet de overheid ervoor zorgen dat bedrijven slechts een zogenoemde ‘licence to operate’ krijgen, als zij dit algemeen belang niet schaden. Concreet gezegd: harde milieugrenzen, harde afspraken over wat sociaal nog aanvaardbaar is. Betrouwbaarheid en het dienen van een langetermijnbelang zijn in essentie waar het om moet gaan.
Een schrijnend voorbeeld hiervan is de voorgenomen bezuiniging op de Regeling Groen Beleggen, die zoals het er nu naar uitziet ook bij een volgend kabinet van CDA en VVD zal verdwijnen. Hierdoor staan de banken niet meer te springen om aan nieuwe vormen van publiek-private samenwerking mee te werken. De overheid is immers geen betrouwbare partner. Ook de dreigende afschaffing van de Vamil-regeling is een teken aan de wand. Hierdoor dreigen grote duurzame energieprojecten niet door te gaan.
Is de politiek eigenlijk nog wel serieus te nemen? Zij laat immers publieke taken steeds meer over aan het bedrijfsleven. Het langetermijnbeleid wordt evenzo gemakkelijk ingeruild voor kortetermijnopportunisme. Een slecht voorbeeld is de VS. Daar zien wij dat het bedrijfsleven de milieuagenda van de overheid bepaalt. Het in het bedrijfsleven zo verfoeide kwartaaldenken lijkt warempel te zijn omarmd door de politiek. Dit heeft tevens tot gevolg dat de burger alleen nog maar aangesproken wordt door het bedrijfsleven en in haar rol als consument.
Dat is logisch. Bedrijven willen goederen en diensten verkopen. Toch zien ondernemingen, daartoe aangespoord door niet-gouvernementele organisaties en de media, zich genoodzaakt die consument ook als burger aan te spreken. Koop onze eieren, maar wel voor een euro meer, want de kippen moeten een diervriendelijk leven kunnen leiden. Koop onze koffie. Maar betaal een beetje meer want dan kan de koffieboer zijn kinderen naar school sturen. Met deze boodschap doen de bedrijven ineens een dubbel beroep op de individuele mens. Als burger zegt men ja, maar als consument handelt men er niet naar.
Op deze wijze zijn veel maatschappelijke vraagstukken die gaan over publieke belangen, zoals milieu, doorgedrongen tot de dagelijkse praktijk van veel ondernemers.
Dat is op zich een goede zaak, mits de consument ook in actie komt. Maar wordt er, mede veroorzaakt door het laten afweten van onze democratische instituties, niet te veel verwacht van bedrijven bij het creëren van een ‘betere wereld’? Ook de schaduwzijde wordt immers steeds duidelijker: de globalisering van de economie. Multinationals zijn neergestreken in praktisch alle delen van de wereld. Wij vinden dat wij als dominante westerse samenleving niet het recht hebben om ook onze culturele gebruiken dwingend op te leggen aan andere culturen. Wij vergeten echter wel eens dat ons grootste exportartikel, onze wijze van economie bedrijven, doorspekt is met onze cultuur. De dominantie van ons economisch handelen zal dus ook als cultuuroverheersing worden ervaren. Als wij oprecht geloven in mondiale culturele vrijheid, zullen wij onszelf beperkingen moeten opleggen, juist op het punt van het exporteren van onze economische macht. Omdat dit niet gebeurt en overheden niet in staat lijken te zijn aan dit proces nog iets te doen, komt er steeds meer en wanhopig verzet. Oncontroleerbare immigratiestromen en de antiglobaliseringsbeweging zijn voor ons zichtbare voorbeelden.
Gaan globalisering en duurzame ontwikkeling hand in hand? Wij geloven dat daar in ieder geval een voorwaarde voor te noemen is: persoonlijke ethiek. Sommige bedrijven hebben enorme vorderingen gemaakt in het vastleggen en uitvoeren van een duurzaam ondernemingsbeleid. Economisch handelen is steeds meer ingebed in sociaal-maatschappelijke en ecologische voorwaarden.
Toch blijkt dit in een aantal gevallen faliekant mis te gaan, ook bij bedrijven die prachtige gedragscodes en duurzaamheidsverklaringen hebben. Het topmanagement of medewerkers op ander niveau ontberen persoonlijk ethische opvattingen. Opvattingen die waarborgen dat het bedrijf waarvoor zij werken zich ook aan zijn duurzaamheidsdoelstellingen houdt. Bhopal is hier een voorbeeld van. Nog steeds sterven honderden mensen per jaar aan de gevolgen van dit gifschandaal. Het opblazen van de resultaten uit puur eigenbelang, zonder enig besef wat dit voor alle stakeholders (klanten, medewerkers, leveranciers en aandeelhouders) voor gevolgen kan hebben, is hier een laatste voorbeeld van.
In het beoordelen van bedrijven voor ons als ethische belegger zal het dus een hernieuwde opgaaf betekenen om juist de intrinsieke ethische opvattingen van de ondernemer in beeld te krijgen. Dit zal een moeilijke opgave zijn. Niet op te lossen door een persoonlijke vragenlijst. Toch zal het voorwaarde zijn. Persoonlijke ethiek vormt de belangrijkste garantie voor het daadwerkelijk handelen op basis van duurzaamheidprincipes
Als het appèl op juist de persoonlijke ethiek van het management in bedrijven doorzet, is er alle hoop dat globalisering juist een dragende beweging voor daadwerkelijk duurzame ontwikkeling kan zijn. Er is nog een wereld te winnen. Gelukkig zijn er steeds meer bedrijven die hierin het voortouw nemen en zich daarbij ook op topniveau onomwonden committeren aan bepaalde ethische opvattingen. Dat is de basis voor duurzaam ondernemen. Het is te hopen dat de groep achterblijvende bedrijven en de publieke sector hierbij snel aansluiten.
Ewoud Goudswaard is directeur en Jeroen Jansen is adjunct-directeur van de ASN Bank. Dit artikel is een samenvatting van zijn voordracht die Goudswaard 18 oktober heeft gehouden op de dag van het ethisch beleggen.