V. Hoe kan het dat de MVO indicator Ã??percentage jaarverslagenÃ?? een jaar later wordt afgeserveerd omdat er nog geen helder kader zou zijn? Hoe kijkt het ministerie aan tegen de voortgang die het afgelopen jaar juist is geboekt in het verhelderen van dit kader (meer jaarverslagen, ontwikkeling GRI) en de wens van de Kamer om de indicator niet te laten vervallen maar daarvoor een ambitieuzere doelstelling te formuleren (motie Vendrik)?
A. Hoewel er een licht opwaartse trend is waar te nemen wat betreft het aantal bedrijven dat een maatschappelijk jaarverslag uitbrengt, staat de verslaglegging over maatschappelijk verantwoord ondernemen nog in de kinderschoenen. Prioriteit voor mij heeft nu de inhoudelijke ontwikkeling van wat als goede verslaglegging over maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt beschouwd. Het Global Reporting Initiative is hier een goed voorbeeld van. Daarnaast beoog ik met het advies van Raad voor de Jaarverslaggeving als eerste stap (Ontwerp-Richtlijn 400 Jaarverslag) de bedrijven ook nationaal een kader te bieden. Als vervolg hierop wordt door de Raad een conceptueel kader voor een afzonderlijk maatschappelijk jaarverslag ontwikkeld. Gegeven de procedure die de Raad hanteert bij het publiceren van ontwerp-richtlijnen, zal het nieuwe hoofdstuk over maatschappelijk verantwoord ondernemen van kracht worden voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2004. Wanneer de hiervoor omschreven initiatieven nader zijn uitgekristalliseerd, verwacht ik dat meer bedrijven in hun jaarverslag op MVO ingaan.

V. Hoe wordt met de ondernemersschapsmonitor gemeten of een bedrijf aan MVO Ã??doetÃ??? Welk percentage doet dat nu al? Waar is het streefcijfer van 55% op gebaseerd?
A. In het kader van de Ondernemerschapsmonitor winter 2000/2001 is het percentage ondernemingen dat aan MVO doet gemeten. MVO is hierbij gedefinieerd als het ontplooien van activiteiten in het belang van bedrijf en maatschappij, die verder gaan dan de corebusiness en die niet wettelijk verplicht zijn. Bedrijven zijn telefonische geënquêteerd waarbij ze op de hoogte zijn gesteld van deze definitie van MVO. Uit deze enquête bleek dat gemiddeld 51% van de bedrijven een of meer activiteiten ontplooide
op dit gebied. Dit cijfer moet gezien worden als indicatief voor de mate waarin bedrijven aan MVO doen. Het beleid van EZ is faciliterend en stimulerend, en richt zich daarmee voornamelijk op het verhogen van de bewustwording omtrent MVO. Daarom kan voor komend jaar verwacht worden dat de bewustwording van het nut en noodzaak van MVO toeneemt. De streefwaarde is, bij dezelfde wijze van enquêteren, gezet op 55% van de bedrijven.

V. Volgens welke criteria is is de streefwaarde van 55% tot stand gekomen?
A. Gezien de faciliterende en stimulerende aard van het MVObeleid wordt gestreefd naar een verhoging van ongeveer 5% van het gemiddelde aantal ondernemingen in Nederland wat zegt aan MVO te doen.
Uitgaande van het gemiddelde van 51%, is dit afgerond op 55%.

V. Hoe beoordeelt u de effectindicator voor MVO? Aan welke criteria moeten bedrijven voldoen om meegeteld te mogen worden voor deze indicator?
A. Bedrijven moeten activiteiten ontplooien in het belang van bedrijf en maatschappij, die verder gaan dan de corebusiness en die niet wettelijk verplicht zijn. Wanneer bedrijven aangeven dat ze dergelijke activiteiten ontplooien en dit kunnen specificeren worden ze meegeteld. Deze definiëring is in lijn met het Advies van de SER Ã??de winst van waardenÃ??.