Bijna 45 jaar later heeft Friedman nog steeds gelijk: bedrijven moeten winst maken, want winst is nodig voor continuïteit. Maar wat de rationele econoom uit Chicago toen nog niet kon weten is dat de continuïteit van de onderneming in de 21ste eeuw van meer zaken afhankelijk is dan van alleen de winst zoals Friedman die kende. De naam en reputatie van een onderneming is in deze tijd een belangrijke component van de meerwaarde. Het mag voor Friedman en zijn fans een gruwel zijn, maar een onderneming die tegenwoordig niet anticipeert op de arbeidsmarkt, de milieuvereisten, de wensen van aandeelhouders, klanten en maatschappelijke organisaties zal dat voelen in zijn winst. Misschien niet onmiddellijk in het eerste kwartaal, of in het tweede, maar uiteindelijk jaagt een egoïstische onderneming zichzelf op kosten die ze had kunnen vermijden. De schade van het negeren van maatschappelijke en aandeelhouderwensen kan dusdanig oplopen dat het bedrijf ten onder gaat. Dat is wel duidelijk geworden door de vele sociale, ecologische en financiële bedrijfsschandalen.

Geen enkele onderneming of instituut verdient nog het diploma duurzaam ondernemen. Dat kan ook nog niet. Daarvoor moet de manier waarop bedrijven werken en georganiseerd zijn nog veel veranderen en daarvoor is het gemeenschappelijk speelveld voor ondernemingen wereldwijd nog te ongelijk: inhumane politieke systemen, corruptie, armoede, het ontbreken van regels of juist weer te veel regels om maar iets te noemen. Niet alleen multinationals maar ook bedrijven die regionaal opereren hebben met dit hobbelige speelveld te maken.

Toch zal duurzaam ondernemen uiteindelijk niets meer en niets minder blijken te zijn dan goed ondernemerschap. Goed in de zin van de kwaliteit en efficiëntie van de bedrijfsvoering en goed in de zin van ethiek en anticiperen op de veranderingen in de wereld.

Dat duurzaam ondernemen niets anders is dan goed ondernemerschap mag voor bestuursvoorzitters en andere ondernemers geen verrassing zijn. Oud Shell-man Arie de Geus heeft in zijn boek De levende onderneming jaren geleden al geconstateerd dat bedrijven die midden in de samenleving staan, die gevoelig zijn voor de signalen van aandeelhouders en andere belanghebbenden en daar hun gedrag op aan passen, hun recht van bestaan behouden en winst blijven maken.

Maar bedrijven worden gemaakt door mensen en zijn soms net mensen. Er zijn nette, oppassende, meelevende burgers die zich inzetten voor een betere wereld en er zijn burgers die hun eigen gang gaan en wel zien wanneer ze teruggefloten worden. Zo zijn er ondernemingen die vooroplopen met hun relatief eerlijke, humane en milieuvriendelijke bedrijfsvoering en er zijn ondernemingen die zich alleen op de wereld wanen en bij wijze van spreken hun vuilniszak bij de buren in de tuin zetten. Goed ondernemerschap kunnen we dat niet noemen. Dat is de maatschappij op kosten jagen. Deze bedrijven hebben vooral strenge regels en meer (sociale) controle nodig.

Goed ondernemerschap moet ook Friedman voor ogen hebben gestaan toen hij benadrukte dat de bedrijfsleiding zich niet moet bezighouden met maatschappelijke taken. Dat is het misverstand dat ook nu weer maatschappelijk verantwoord ondernemen achtervolgt. Bedrijven zijn niet verantwoordelijk voor alle ellende in de wereld en ook niet voor de oplossing daarvan. Zij kunnen een bijdrage leveren aan de bestrijding van de armoede, de CO2-emissies en een betere toegang tot de wereldmarkt van ontwikkelingslanden, maar alleen vanuit hun zakelijke positie en hun eigenbelang. Dat de Duitse autofabrikantBMW in Zuid-Afrika naast zijn fabriek ook een school en een kliniek neerzet, is goed voor de gemeenschap daar, maar ook goed voor BMW omdat het bedrijf daarmee goed opgeleide en gezonde werknemers tot zijn beschikking krijgt. Dat is niets nieuws, dat deed Philips begin vorige eeuw in Nederland om dezelfde reden. Toch is het niet de taak van het internationale bedrijfsleven om te zorgen voor goed onderwijs en goede gezondheidszorg. Dat behoort niet tot hun kernactiviteit en duurzaam ondernemen moet juist voortkomen uit die kernactiviteit. Anders levert het niet de meerwaarde op die nodig is voor de continuïteit van de onderneming. Bovendien blijkt dat bedrijven die taken op zich nemen die niet bij hun bedrijfsactiviteit horen of geen duidelijk verband hebben met de onderneming, door de consument en de aandeelhouder niet serieus genomen worden.

De ambivalente houding tegenover het bedrijfsleven en zijn maatschappelijke taak bleek ook tijdens de conferentie voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties in Johannesburg. Aan de ene kant was de klacht dat ondernemingen niet genoeg doen en zich niet aan de regels houden. Aan de andere kant was hun actieve betrokkenheid bij thema’s als water, energie en biodiversiteit weer een bron van irritatie. Het probleem zit vooral in de passieve houding van nationale overheden. Zij zijn niet in staat om urgente knopen door te hakken. In Johannesburg werden alle internationale verdragen over handel, klimaat en armoede heronderhandeld. Rijke landen hebben moeite om voorwaarden te scheppen die kunnen zorgen voor een rechtvaardiger verdeling van de welvaart.

Regeringen zijn verantwoordelijk voor collectieve goederen en regelgeving. Bedrijven zijn dat voor goede banen en arbeidsomstandigheden, duurzame producten gemaakt op een duurzame manier tegen een eerlijke prijs. Dat ze dan ook nog een financiële bijdrage willen leveren aan kunst, vrijwilligerswerk, sport en ontwikkelingshulp is mooi meegenomen.

Marleen Janssen Groesbeek is redacteur van Het Financieele Dagblad en auteur van Maatschappelijk Ondernemen; theorie, praktijk, instrumenten, Contact 2001.