Er is een meetmethodiek ontwikkeld om de losmaakbaarheid van een gebouw te bepalen. Met de methodiek ontstaat een totaalindruk van de losmaakbaarheid van een gebouw of gebouwontwerp, uitgedrukt in een percentage. Deze losmaakbaarheidsindex maakt het mogelijk om verschillende ontwerpen op hun demontabiliteit te vergelijken, waarmee een prikkel ontstaat om op dit onderdeel goed te scoren. De meetmethodiek is ontwikkeld door een consortium van Alba Concepts, Dutch Green Building Council (DGBC), RVO en W/E Adviseurs. Het eerste exemplaar van het rapport is op 25 september overhandigd aan Esther ’t Hoen, projectleider Circulaire Bouweconomie van ministerie van BZK, tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de initiatiefnemers.
Het rapport biedt een kennisbasis voor bestaande meetmethoden als GPR en BREEAM om het aspect losmaakbaarheid te integreren. De losmaakbaarheidsindex kan nu al los worden gebruikt. De meetmethodiek is geschikt om binnen woningbouw- en utiliteitsprojecten en op alle gebouwniveaus in te zetten. De meetmethodiek is met medewerking van het Rijksvastgoedbedrijf, ABN AMRO, Traject, Architecten Cie en Cepezed in de praktijk getoetst bij vijf gebouwen: Circl, Tijdelijke Rechtbank Amsterdam, The Green House, HOTT en Galileo.
Vier aspecten van losmaakbaarheid
De methode kijkt naar vier aspecten van losmaakbaarheid van een element (type verbinding, toegankelijkheid van de verbinding, doorkruisingen van het element, vorminsluiting van het element) en past vervolgens een wegingsfactor toe via de MPG-score van het betreffende element. Elementen met een hogere MPG-score (en dus hoge milieu-schaduwkosten) hebben een grotere impact op de losmaakbaarheidsindex. Dit is een drijfveer om juist elementen met een hoge milieu-impact zo demontabel mogelijk uit te voeren.
Belang voor circulariteitalba
Losmaakbaarheid of demontabiliteit is een belangrijke randvoorwaarde voor het kunnen doorgeven van producten en materialen uit een gebouw aan volgende cycli. Hergebruik als bestaand element heeft in een circulaire economie de voorkeur boven ‘downcyclen’ via bijvoorbeeld vermalen, smelten of verbranden.
Annemarie van Doorn, directeur DGBC: “Met deze meetmethode ontstaat er een prikkel in de markt om op losmaakbaarheid aantoonbaar concurrerend te zijn. Daar is de circulaire bouweconomie erg bij gebaat. W/E adviseurs en DGBC hebben al aangegeven dat ze bereid zijn om losmaakbaarheid in hun bestaande meetmethoden voor duurzaamheid een plek te geven. De methode is voor iedereen beschikbaar. Door er in de praktijk nu mee aan de slag te gaan, leren we hoe zo’n meetlat in de praktijk kan werken. Uit de eerste test met vijf gebouwen hebben we al veel geleerd. Zo gaan we stap voor stap vooruit’.
Foto: Esther ’t Hoen, projectleider Circulaire Bouweconomie van ministerie van BZK (links) krijgt het rapport overhandigd door Annemarie van Doorn, directeur DGBC (rechts).