Het was op een koude, schemerige dag, afgelopen december, dat het nieuws de bevolking van Gislaved bereikte: Continental AG wil de lokale fabriek in de Zweedse gemeente sluiten. Het nieuws joeg als een stroomstoot door de 30.000 koppige bevolking. Continental Gislaved Däck AB is met 774 personeelsleden de grootste particuliere werkgever in het stadje. ‘Sluiting van de ”plant” is een ramp’, zegt een woordvoerder van het gemeentebestuur, ‘de fabriek maakt deel uit van onze identiteit. Mensen in Zweden brengen Gislaved sinds heugenis in verband met de productie van banden.’
Continental stelt dat sluiting van de fabriek in Gislaved onvermijdelijk is. De Duitse bandenfabrikant produceert dit jaar door de zwakkere markt en de toegenomen concurrentie, naar eigen zeggen 5 mln banden te veel. Met de sluiting van de fabriek in Gislaved, waar de productie 4 mln banden bedraagt, wordt het concernprobleem in één handomdraai opgelost.
Maar die versie van de feiten, die Continental op 10 december 2001 in een persverklaring verspreidde, blijkt maar een deel van het verhaal te zijn. De onderneming wil haar activiteiten in Gislaved en in het Oostenrijkse Traiskirchen (950 banen) verplaatsen naar Portugal.
Hiervoor heeft de Portugese overheid euro 23 mln aan financiële en fiscale steun over, een lokkertje dat de Zweedse regering woedend stemt: de steun wordt namelijk gegeven in het kader van het zogenoemde ‘Community Support Framework 2000-2006’, een EU-hulpprogramma waar de Commissie haar zegen aan gegeven heeft.
Woordvoerster Andres Meurer van Continental haast zich om te benadrukken dat het besluit tot productieverplaatsing niet wordt genomen op basis van subsidies, maar op basis van productie- en loonkosten, sociale premies en belastingdruk. Maar dat kan de Zweedse regering niet overtuigen. Maandag ijverde zij bij een bezoek van eurocommissaris Monti (mededinging) aan Stockholm voor een onderzoek naar deze kwestie.
‘Subsidie-shoppen’ door bedrijven haalt het slechtste in regeringen in de EU boven. Zo zette minister Jorritsma van Economische Zaken haar volle gewicht in om de Finse motorenfabrikant Wärtsilä ervan te weerhouden de fabriek in Zwolle te sluiten om deze in het Italiaanse Triëst met overheidssubsidies weer op te starten. ‘De minister eiste de ontwikkelingssubsidies van Wärtsilä terug, waarbij ze handig gebruikmaakte van de ondernemingsraad die voor veel informatie kan zorgen. Dat Wärtsilä vorige week voor een deel op zijn besluit terugkwam, bewijst dat er sprake was van een succesvol verbond tussen or, vakbonden en minister’, zegt Robbert van het Kaar, senior onderzoeker van het Hugo Simzheimer instituut in Amsterdam. Van het Kaar is gespecialiseerd in medezeggenschapsrecht en de relatie tussen mededingings- en arbeidsrecht.
Betrokkenen vinden het nog te vroeg om van een trend van ‘subsidie-shoppen’ in de EU te spreken. Al sinds vele jaren zijn multinationals gespitst op allocatievoordelen. Daarbij kijken ze vooral naar loon- en sociale kosten, meent Theo Bouwman, europarlementariër en voorzitter van de parlementaire commisie Sociale Zaken.
‘Maar als bedrijven nu heel bewust zouden gaan ”subsidie-shoppen”, dan moeten we structureel gaan bekijken of lidstaten gelegitimeerde staatssteun geven’, vindt Bouwman. Sinds het Franse autoconcern Renault in de jaren negentig zijn fabriek in het Belgische Vilvoorde sloot om het met subsidies weer op te bouwen in Spanje, wordt de Commissie voortdurend gevraagd voor meer coördinatie te zorgen tussen mededingings- en regionaal steunbeleid. Maar er komt niet veel van terecht, geven ze bij de Commissie toe. Van het Kaar weet wel waarom. ‘Dit grensgebied ligt uiterst gevoelig. Zo verwijzen Zuid-Europese landen naar de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de regio om subsidies te rechtvaardigen aan nationale luchtvaartmaatschappijen die op achterstandsregio’s vliegen. Inmenging op dit punt dulden ze absoluut niet.’
Van het Kaar denkt dat er twee ontwikkelingen zijn die kunnen voorkomen dat het fenomeen van ”subsidie-shoppen” in de EU tot wasdom komt. ‘Als bedrijven zich afficheren met maatschappelijk verantwoord ondernemen , en dat doen er steeds meer, dan kun je je dergelijk gedrag niet veroorloven. De tweede ontwikkeling is dat regeringen elkaar scherper aanspreken op het met financiële en fiscale steun aan- en wegtrekken van bedrijven.’ Zo waarschuwde Zweden dat Portugal met zijn rol in de Continental-zaak de ’toekomst van de EU op het spel zet’.
Maar Van het Kaar denkt dat de echte clash nog moet komen. ‘Als de kandidaat-lidstaten volwaardig lid worden van de EU dan gaan de fondsen voor ondersteuning en cohesie – met het oog op hun grote achterstand – volledig open. Dat wordt een enorme toestand, dagelijks voorpaginanieuws kan ik je verzekeren.’
cees van lotringen