Glastuinbouwondernemers zijn bereid stappen te zetten om fossielvrij te produceren. Echter, terwijl ze gas als een betrouwbare energiebron zien, rijzen bij alternatieve bronnen vragen. Is de energie continu beschikbaar, geeft het voldoende warmte, is de bron bestand tegen piekbelastingen, is er voldoende CO2 beschikbaar voor de teelt en is de techniek voldoende uitgekristalliseerd? Glastuinbouwondernemers willen wel fossielvrij gaan produceren, maar ze hebben nog onvoldoende handelingsperspectief om dit te realiseren.
Ook zijn glastuinbouwondernemers welwillend om residuvrij te telen, zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Hier heeft men het gevoel niet te mogen. Het pakket (chemische) middelen wordt steeds smaller, er zijn nog onvoldoende alternatieve middelen beschikbaar en middelen die in een andere teelt of in het buitenland zijn toegestaan, mogen niet in hun gewas worden toegepast. Sommige telers maken zich ongerust dat ze geen mogelijkheid hebben om in te grijpen bij calamiteiten (bijv. plagen).
Wageningen Economic Research onderzocht in opdracht van het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit hoe glastuinbouwers aankijken tegen de transitie in de glastuinbouw en hun eigen rol daarin. Op basis van diepte-interviews en enquêtes doen de onderzoekers aanbevelingen aan de overheid om de ondernemers te stimuleren en faciliteren hun bedrijf duurzaam te ontwikkelen.
Stevige maatregelen nodig om ambities energietransitie te realiseren
In de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014-2020 is de ambitie uitgesproken dat de glastuinbouw in 2040, onder voorbehoud van randvoorwaarden, klimaatneutraal zal zijn en in 2050 een volledig duurzame en economisch rendabele energievoorziening heeft.
Dit vraagt om stevige maatregelen als energiezuinigere teeltwijzen, zuinigere kassen, hergebruik van warmte en gebruik en productie van duurzame energie. Afhankelijk van de teelt en regio zijn daarvoor flexibele oplossingen mogelijk, zoals aansluiting bij een warmtenet, gebruik van aardwarmte of flexibel elektriciteitsgebruik op momenten dat er goedkope zon- en windenergie is. Ook moet de glastuinbouw het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen steeds verder terugbrengen.
Dit stelt glastuinbouwondernemers voor een aantal grote uitdagingen. Het onderzoek laat zien hoe glastuinbouwers aankijken tegen de transitie in de glastuinbouw en hun eigen rol daarin. Hebben ze meer stimulans en ondersteuning nodig om maatregelen te nemen en zo ja, wat voor stimulans of ondersteuning moet dat dan zijn? Het onderzoek is gebaseerd op 49 diepte-interviews in drie verschillende sectoren (potplanten, glasgroente en snijbloemen) in diverse regio’s, en een enquête onder 208 glastuinbouwondernemers uit dezelfde sectoren.
Aanbevelingen voor de overheid:
- Zorg voor een stabiel en consistent overheidsbeleid rond klimaatdoelen en residuvrij produceren. Geef ondernemers de kans hun strategie daarop af te stemmen;
- Richt trajecten voor kennisverspreiding en bewustwording rond energietransitie niet alleen op ondernemers, maar óók op hun netwerk van adviseurs, toeleveranciers, afnemers, belangorganisaties en overheden;
- Bied handelingsperspectief om glastuinbouwondernemers te stimuleren (meer) stappen richting fossielvrij telen te zetten; Vergeet de kleinere bedrijven daarbij niet;
- Houd bij bestemmingsplannen rekening met aanwezigheid van duurzame energiebronnen en mogelijkheden voor restwarmtelevering;
- Geef ruimte om te experimenteren. De CO2-voorziening is een essentiële voorwaarde om fossielvrij te produceren en de mogelijkheid om alternatieven hiervoor te ontwikkelen heeft prioriteit;
- Zorg voor vlottere of gemakkelijkere toelatingsprocedures voor middelen die de biologie in stand houden;
- Houd in toekomstig gewasbeschermingsmiddelenbeleid rekening met de wens van glastuinbouwondernemers om een soort medicijnkastje met zwaardere middelen te mogen aanhouden om in te grijpen als zich calamiteiten voordoen.