Het rapport begint namelijk met twee geloofsartikelen.

1. Aandeelhouders zijn de baas.

2. Ieder aandeel telt even zwaar, met de mate van het financiële risico als enige maatstaf.

Deze axioma’s zijn voor de commissie-Winter bepalend voor de oplossingen die zij voorstelt. Daartoe moeten nog veel verdergaande inbreuken in het vennootschapsrecht van de lidstaten gepleegd kunnen worden, dan in het oorspronkelijke richtlijnvoorstel.

De commissie-Winter is daarmee ‘his master’s voice’. Ook voor eurocommissaris Frits Bolkestein zijn vijandige overnames kennelijk het summum van een open Europese kapitaalmarkt. Beiden zijn onverstoorbaar in hun propaganda voor dit supermiddel tegen luie en slecht functionerende managers, hoewel ook zij toegeven dat lang niet alle overnames een succes zijn. Voor hen staat buiten kijf dat niets zulke vijandige overnames in de weg mag staan.

Dit staat haaks op de Nederlandse traditie, waar het voordeel van de twijfel in geval van een vijandige overname bij het ondernemingsbestuur ligt, ook in het al enige jaren in de wachtkamer vertoevende wetsvoorstel beschermingsconstructies. Het is aan de (meerderheids)aandeelhouder om naar de rechter te stappen om verweer te doorbreken. De omgekeerde wereld dus!

Zo zijn we met dit nieuwe advies nog verder van huis. Het lijkt erop dat zelfs wat vorig jaar in het moeizame compromis met het Europees Parlement bereikt was, nu om zeep geholpen wordt door de veel radicalere uitgangspositie, en de extra mogelijkheid die de commissie voorstelt van maatregelen die alle macht bij de aandeelhouders leggen naar rato van hun financieel belang, in het geval zo’n overname in eerste instantie mislukt.

De commissie-Winter lijkt verstrikt geraakt in haar dubbele opdracht. De opdracht voor de wat langere termijn was namelijk om uitgangspunten te formuleren voor een harmonisatie van het vennootschapsrecht in de EU. Daarop loopt dit rapport nu met reuzenstappen vooruit. Door in de kortetermijnoplossing voor de Dertiende Richtlijn dergelijke rabiate principes voor het primaat van aandeelhouders als onomstreden neer te zetten, zonder enig gevoel voor verhoudingen en tradities, diskwalificeert de commissie zich wat mij betreft voor die tweede opdracht.

Het zou Bolkestein sieren om dit onderscheid tussen korte en langere termijn in acht te nemen. Hij kan de overnamerichtlijn ook zonder het omstreden verbod op autonome actie van het management doorzetten en lidstaten daar vooralsnog in vrijlaten. Wat op korte termijn bereikt wordt, zijn in ieder geval de regels voor transparantie en voor het verplicht bod aan minderheidsaandeelhouders. Want daar ging het tenslotte om in deze richtlijn.

De fundamentele vraag naar de machtsverhoudingen binnen de onderneming, met een specifieke uit-werking waar het gaat om beslissingen om verweer te bieden tegen vijandige overnamebiedingen, hoort dan pas behandeld te worden bij die verdere discussie over het vennootschapsrecht in de Europese Unie. Het zou mooi zijn als we een evenwichtig Europees antwoord kunnen vinden, dat recht doet aan de Rijnlandse traditie van een ondernemingsbestuur dat zich inzet voor de continuïteit en voor de belangen van de ‘stakeholders’. En dat aanhaakt bij de veel actuelere trend naar maatschappelijk verantwoord ondernemen , die juist afstand neemt van de pure aandeelhouderswaardebenadering.

Het zou toch te gek zijn als we zonder zo’n fundamentele discussie via deze overnamerichtlijn in de Europese Unie van het primaat van de aandeelhouders zouden forceren in alle nationale vennootschapswetgevingen, terwijl in de Verenigde Staten, de kampioen van het aandeelhouderskapitalisme, zulke principes op federaal niveau niet bestaan, en de discussie over maatschappelijk verantwoord ondernemen juist een heel andere richting ingaat!