Mijn eerste wens is betrekkelijk simpel. Het kabinet, het ministerie van Economische Zaken met name, heeft besloten tot de oprichting van een Kennis- en Informatiecentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen , binnen nu en vijf maanden. Mooi, zeker als het ministerie zich houdt aan die termijn. Mijn wens is dat het centrum, behalve kennis en informatie, ook stimulering op zijn agenda zet. Dus niet alleen een flitsende website vol weetjes en doorverwijzingen, maar het centrum ook als een bron van initiatieven, onderzoeken en experimenten waarvoor elders geen of te weinig middelen voorhanden zijn. Daarvoor moet dan wel de profielschets van het centrum, die nu rondgaat nog wat gedurfder geformuleerd worden. Een uitvoerbare wens, lijkt me.
Mijn tweede wens deel ik met velen. Al geruime tijd wordt er op talloze plaatsen gewerkt aan het opstellen van ‘performance indicators’, standaarden waarmee vorderingen en achterstanden op het gebied van verantwoord ondernemen zichtbaar en meetbaar gemaakt kunnen worden. In Washington, New York, Londen en Brussel, in Amsterdam en Groningen, binnen afzonderlijke bedrijven en branches.
Het is waarschijnlijk te veel gevraagd dat we op korte termijn kunnen beschikken over één algemeen aanvaarde meetlat. Misschien is dat ook niet het eerste waarnaar we moeten streven, zeker niet wanneer iedere groep zijn standaard als de beste wil lanceren. Maar je mag toch wensen dat er duidelijkheid wordt geschapen over waar de knelpunten liggen en welke beslissingen moeten worden genomen? Samenwerking en uitwisseling dus, niet de jacht op een particuliere primeur. Daarvoor is de materie te serieus.
Mijn derde wens gaat over terughoudendheid. De Europese Commissie heeft zes maanden geleden een Groenboek gepubliceerd met de bedoeling ‘een algemeen Europees kader te ontwikkelen om de transparantie en de samenhang van sociaal verantwoordelijke bedrijfsactiviteiten te bevorderen en beste praktijken te promoten’. Aan nationale regeringen is om een reactie gevraagd. In juni van dit jaar komt de Commissie dan met een nader ingevuld standpunt. Mijn wens is dat alle betrokken partijen zich terughoudend opstellen en niet meteen een Europa-breed bureaucratisch regelsysteem gaan verzinnen in plaats van maatschappelijk bewustzijn te ontwikkelen in de eigen omgeving en obstakels weg te nemen. De messen slijpen bij gebrek aan een ham op tafel is altijd een nogal futiele bezigheid.
Tot hier toe zijn mijn wensen redelijk operationeel te maken. Van een andere orde is mijn vierde wens. Ik zou willen dat het gezeur ophoudt over verantwoord ondernemen als een nauwelijks verkapte vorm van eigenbelang: ‘Laat me niet lachen, achter al dat gepraat over maatschappelijk ondernemen zit niets anders dan zorg voor de eigen reputatie en de eigen marktpositie. Met moraal heeft het niets te maken.’ Het is een hardnekkig en riskant misverstand.
Cees van der Hoeven van Ahold was hierover duidelijk in een recent tv-interview: ‘Als Albert Heijn biologisch roomijs in de schappen zet omdat de klant erom vraagt, dan heeft dat met maatschappelijk ondernemen niets te maken. Dan volgen wij gewoon de vraag van de markt.’ Correct. Anders wordt het wanneer Albert Heijn de klant ertoe probeert te brengen om dingen te vragen die hij uit zichzelf nog niet vraagt maar waarvan het op maatschappelijke gronden goed zou zijn als hij er wel om zou vragen. Op dat moment neemt de ondernemer het initiatief, omdat hij zo’n vraagverbreding waardevol en wenselijk vindt.
Welnee, aldus de criticasters, niks geen maatschappelijke vraagverbreding. Marktverbreding, daar draait het om.
Dit is een uitzichtloze discussie, want niemand kan op tegen systematisch wantrouwen. Maar bedenkelijk is wel de gedachte erachter, dat iemands gedrag namelijk zijn morele betekenis verliest als niet alleen de ander maar ook hijzelf er voordeel bij heeft. Moraal is alleen moraal als het pijn doet, zoiets. Het is een hardnekkig restant van calvinistisch rigorisme. Mijn wens is dat we daar onderhand eens van af komen.
Verantwoord ondernemen is veeleisend maar niet hoogdravend, in de meeste gevallen werkt het naar twee kanten, en daar is niets mis mee De onderneming of de branche die het voordeel eenzijdig naar zich toehaalt, valt vroeg of laat door de mand. Het publiek is niet gek.
Wensen kun je uiten, maar dan moet je verder maar zien. Voornemens kun je uitvoeren. Daarom bij de vier wensen nog een voornemen: het komend jaar nauwkeurig erop letten wat er van de wensen terechtkomt.
Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.