In de periode 1995 – 2000 zijn ABN Amro, Fortis, de ING Groep en Rabobank betrokken geweest bij de financiering van oliepalmplantagebedrijven die zich in Indonesië schuldig maakten aan de vernietiging van tropisch regenwoud. Dat ging vaak gepaard met grootschalige, illegale bosbranden. De lokale bevolking, die afhankelijk is van de bossen voor medicijnen, voedsel en bosbouw, was hiervan als eerste de dupe.
In juli 2000 hebben Milieudefensie en Greenpeace de banken hierop aangesproken. Volgens beide milieuorganisaties zouden investeringen in oliepalmplantagebedrijven moeten voldoen aan de volgende basisvoorwaarden:
– geen ontbossing
– geen bossen verbranden (is ook in strijd met de Indonesische wet)
– handelen binnen de wettelijke voorschriften
– de rechten en wensen van de lokale bevolking respecteren
Milieudefensie en Greenpeace publiceerden drie rapporten over de betrokkenheid van de banken bij de vernietiging van tropisch regenwoud in Indonesië. In februari 2001 startte Milieudefensie een briefkaartenactie aan de banken, die 20.000 reacties opleverde.
Daarna kwam er schot in de onderhandelingen. ABN Amro is de milieuorganisaties uiteindelijk zelfs verder tegemoetgekomen dan die hadden gevraagd. Het nieuwe beleid van deze bank gaat gelden voor alle activiteiten die waardevolle bossen dreigen aan te tasten. Bij de aanleg van bijvoorbeeld oliepijpleidingen of acaciaplantages (voor de papierindustrie) zal ABN Amro dezelfde criteria hanteren. Hiermee geeft ABN Amro een goed voorbeeld: maatschappelijk verantwoord ondernemen moet de ‘normale’ manier van doen zijn, en niet slechts worden beperkt tot de nichemarkt van groenfondsen.
Voor de Rabobank geldt het nieuwe beleid alleen voor oliepalmplantages.
Milieudefensie en Greenpeace beraden zich op verdere stappen tegen ING.