Afgelopen week werd er weer veel gepraat over textiel in de politiek. Eerst premier Rutte die op handelsmissie in Vietnam een rapport kreeg aangeboden over de beroerde arbeidsomstandigheden in de textielfabrieken daar. En twee dagen daarna een Tweede Kamerdebat over circulaire economie, waarin een aantal Kamerleden zich uitsprak over circulair textiel. Ze laten in een oogopslag zien wat de oorzaak is van al die negatieve publiciteit rondom kledingproductie. Maar tegelijkertijd ook een oplossing. Ik licht het graag toe.
De oorzaak: spotgoedkope fast fashion
Laten we beginnen met het eerste deel: de oorzaak. Ook politiek Den Haag erkent inmiddels dat de textielsector vervuilend is en vol misstanden zit. We weten dat voor die spotgoedkope jeans een prijs wordt betaald elders in de keten. Die naaister in Vietnam werkt lange dagen voor een hongerloon en krijgt stokslagen als ze haar target niet haalt. Dit soort situaties zijn al lange tijd een doorn in het oog van de Nederlandse overheid die daarom in 2016 een textielconvenant ondertekende met de grootste kledingmerken van ons land. De belangrijkste afspraak daarin? Dat is het openbaar maken van die fabrieken, zodat iedereen er kan gaan kijken. Dat is al een hele stap voorwaarts, omdat veel kledingbedrijven niet wisten waar hun kleding überhaupt werd geproduceerd. Dat ging via tussenpersonen.
Het wegnemen van die anonimiteit dwingt bedrijven om langetermijnrelaties op te bouwen met hun fabrikanten. Immers, hoe beter je elkaar kent, hoe beter je met elkaar in gesprek komt over de (arbeids)voorwaarden waaronder je jouw product laat maken. Om die reden bracht Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber (ChristenUnie) vorige week het punt ‘meer transparantie, minder fast fashion’ in. En Jessica van Eijs (Tweede Kamerlid D66) had het over een kledinglabel zoals het energielabel op ijskasten en wasmachines.
De oplossing: een circulair businessmodel
En zo komen we op het tweede deel: een circulair businessmodel als oplossing voor die problematiek. Daarin wordt oud textiel hergebruikt in nieuwe kleding. Als je dat doet, dan moet je wel met de hele keten samenwerken. Dat is goed voor de textielarbeiders en het milieu. Het eerder genoemde label moet dan ook helpen om recycling eenvoudiger te maken, bijvoorbeeld door precies te laten zien welke stoffen er in de kleding zitten.
Fonds circulair textiel
De eerste stappen naar circulaire kleding zijn al lang gezet, zeker in de bedrijfskleding, maar in de fashion gaat het langzaam. Er zijn nog veel technische hobbels en de modemerken lopen er nog niet warm voor omdat het een compleet nieuw businessmodel vraagt. Om dit te versnellen pleit MVO Nederland voor een textielfonds dat gevuld wordt uit een soort verwijderingsbijdrage, net als bij huishoudelijke apparaten. Op elk kledingstuk een paar cent zal de consument niet merken, maar het levert al snel een flink bedrag op waar circulaire technieken mee zijn te ontwikkelen. En als we die technieken ook nog exporteren naar textielproducerende landen heeft de BV Nederland er een nieuw verdienmodel bij. Dat is beter dan blijven hangen in de oude economie. Die heeft zijn langste tijd gehad. De circulaire economie is de nieuwe economie.