Deze maand wordt het kabinetsstandpunt verwacht over de rol van de overheid inzake maatschappelijk ofwel duurzaam ondernemen, waarover de Ser kort voor de jaarwisseling op verzoek van staatssecretaris Ybema advies uitbracht.

Kern van het advies luidt: overheid, ondersteun het bedrijfsleven met kennis en laat de markt samen met maatschappelijke organisaties zijn werk doen.

Er zijn twee verschillende soorten maatschappelijk ondernemen: maatschappelijk verantwoord ondernemen enerzijds én het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten anderzijds. De Ser maakt geen onderscheid. Voor een optimale uitoefening van de rol van de overheid moeten deze termen een aparte status krijgen, aangezien ze een andere betekenis hebben.

Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen richt een bedrijf zijn activiteiten op de huidige maatschappij, rekening houdend met toekomstige generaties. Hierbij spelen (eventueel strijdige) economische, ecologische of maatschappelijke belangen een rol. Een onderneming moet op het raakvlak van deze belangen een visie hebben en daarnaast een actief beleid voeren. Bij maatschappelijk verantwoord ondernemerschap moeten ongewenste neveneffecten van de bedrijfsvoering tot een verantwoord niveau beperkt of, beter nog, voorkomen worden. Te denken valt aan milieuverontreiniging, tekortschietende arbeidsomstandigheden, onrechtvaardige winstverdeling en schending van de mensenrechten.

In feite gaat het dan om het gebruik van collectieve bronnen, grondstoffen, menselijk kapitaal, schone lucht, enzovoorts. Deze zijn een direct gevolg van ondernemingsactiviteiten. Het maken van goederen leidt tot verbruik van grondstoffen; dienstverlening vergt arbeidskrachten en dus zorg voor de arbeidsomstandigheden. Men moet minstens voldoen aan het wettelijk vastgestelde niveau. Tegenwoordig is dat echter onvoldoende om maatschappelijk aanvaard te worden. Een geluidsvergunning leidt niet per se tot aanvaarding van hinder.

Modern ondernemerschap is meer dan dit wettelijk vastgestelde minimum en bedrijven horen meer te doen. Bedrijven zijn als veroorzaker verantwoordelijk voor de maatschappelijke effecten. Om meer te bereiken dan het minimum vastgestelde voldoet alleen de marktwerking niet. De individuele consument heeft immers persoonlijk beperkt last van de negatieve maatschappelijke effecten. Iedere consument geniet de voordelen van een product en deelt de nadelen over een grote groep. Zo reist hij met het vliegtuig (individueel voordeel) en deelt het broeikaseffect met de hele bevolking (collectief nadeel). Het individuele voordeel is groter dan het maatschappelijk nadeel. Daarom heeft de overheid een taak om het publieke belang te beschermen. De ontwikkeling van vergaande milieu- en Arbo-wetten is hier een voorbeeld van.

Inmiddels komen met de toenemende globalisering ook andere collectieve belangen dringender in beeld. Bijvoorbeeld schending van mensenrechten, kinderarbeid, milieuverontreiniging en genetische modificatie.

De rol van de overheid zou op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen met succes verder kunnen gaan. Denk aan projecten met een voorbeeldwerking, convenanten, stimuleringsprojecten of de overheid zelf als verantwoordelijke ondernemer.

De Ser schaart -terecht- maatschappelijke activiteiten ook onder het begrip maatschappelijk ondernemen. Maatschappelijke activiteiten behoren in feite tot een andere categorie dan maatschappelijk verantwoord ondernemen, aangezien ze niet primair te maken hebben met directe maatschappelijke gevolgen van de activiteiten van een onderneming, maar gericht zijn op sociale betrokkenheid. Hiervan zijn meer dan genoeg voorbeelden: it-consultants die gratis lesgeven op middelbare scholen, projecten gericht op allochtone jongeren geïnitieerd door het bedrijfsleven, een anti-analfabetismeproject, gefinancierd door een uitgever of een vooraanstaand advocatenkantoor dat beperkt pro deo werkt. Allemaal lovenswaardige initiatieven die mede ingegeven zijn door imagobelang of oprecht idealisme.

Kenmerkend verschil met maatschappelijk verantwoord ondernemen is echter dat deze activiteiten losstaan van verantwoordelijkheid voor de onderwerpen zelf. Zo zal niemand een ICT-bedrijf aanspreken op de kwaliteit van het onderwijs of een uitgever verwijten dat er analfabetisme in een achterstandswijk voorkomt. Er worden in dit geval geen gemeenschappelijke bronnen gebruikt, maar slechts de middelen van het bedrijf zelf.

Tussen beide soorten maatschappelijk ondernemen is het niet gemakkelijk een scherpe scheidslijn te trekken. Er is een grijs overgangsgebied. Kan bijvoorbeeld een supermarkt erop aangesproken worden dat deze zich terugtrekt uit een criminele achterstandswijk vanwege een te hoog ondernemersrisico? Hierdoor verloedert de omgeving wellicht verder. Natuurlijk is de criminalisering niet toe te schrijven aan de supermarkt, maar wel kan het vertrek deze verder in de hand werken. Kortom een dilemma. Voor het debat over de rol van de overheid heeft het zin om vast te stellen welke aspecten de grens bepalen. Het onderscheid tussen beide begrippen is meer dan een verschil in woorden. Het bedrijfsleven staat immers voor de grote opgave te kunnen voldoen aan nivellering van de negatieve maatschappelijke effecten van haar bedrijfsvoering. Hoewel het gros van de bedrijven wel aan Arbo- en milieuregelgeving zal voldoen, moet er nog veel gebeuren om het bedrijfsleven zover te krijgen op bovenwettelijk niveau te presteren. Dit stimuleren is de eerste zorg.

Als beide soorten maatschappelijk ondernemen op één hoop worden gegooid, gaan bedrijven zich allicht richten op de relatief gemakkelijke maatschappelijke activiteiten. Ook moet er gewaakt worden voor het stimuleren van maatschappelijke activiteiten in het publieke domein. Dan kan de publieke sector afhankelijk worden van private initiatieven. De overheid heeft daar de primaire taak en deze kan uiteraard gebruik maken van de mogelijkheden van de private markt, maar mag daar niet afhankelijk van worden.

Doordat in het Ser-advies vooralsnog geen onderscheid wordt gemaakt tussen maatschappelijk verantwoord ondernemen en maatschappelijke activiteiten, is de rol van de overheid onvoldoende helder. De overheid heeft nadrukkelijk een taak bij het stimuleren van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar een wezenlijk andere bij maatschappelijke activiteiten van ondernemingen. Het is een uitdaging voor het kabinet om het verschil tussen beide begrippen scherp te krijgen en hierop afzonderlijk beleid af te stemmen.