Afgelopen week vonden hoorzittingen plaats in Nigeria over de rol van Shell ten tijde van de Ogoni-opstand in de Niger Delta. Er lopen onderzoeken naar de rol van Elf bij de financiering van conflicten in Angola en de Centraal-Afrikaanse Republiek. De verantwoordingsplicht van ondernemingen wordt terecht belangrijker en de discussie over straffeloosheid is ook in internationaal-economisch opzicht geen anathema meer.
In Engeland worden er contracten tussen bedrijven en gemeenteraden gesloten om achterstandswijken te verbeteren. De code van de Rabobank over genetisch gemodificeerde producten laat zien dat de opinie van de consument over dit belangrijke onderwerp een ondernemersrisico is geworden.
De discussie over deze onderwerpen die onder het vage containerbegrip maatschappelijk verantwoord ondernemen gevat kunnen worden komt in Nederland nog te traag op gang. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is hier te lande nog te veel een hype voor de hoogconjunctuur terwijl het onderwerp duidelijker definiëring en een veel actievere ondersteuning vanuit markt en overheid verdient om duurzame trend te worden. Het is daarom goed dat de Sociaal-Economische Raad over dit belangrijke onderwerp een advies heeft uitgebracht. Ondanks vele positieve elementen is in het advies echter de verdeling van verantwoordelijkheid tussen markt en overheid in onze risicosamenleving onduidelijk gebleven. Ook wordt er op een te vrijblijvende manier met het probleem van rapportage over maatschappelijk ondernemen omgegaan. Juist transparantie en verantwoording zouden bij dit moeilijk definieerbare onderwerp centrale uitgangspunten moeten zijn.
Ook internationaal dienen er versterkte, realistische en tegelijkertijd controleerbare normen te komen voor bijvoorbeeld voedselveiligheid, milieugrenzen en arbeidsomstandigheden waarbij het belang van ontwikkelingslanden en het corrigeren van economische ongelijkheden die voortvloeien uit de vrijgemaakte markten veel meer speciale aandacht verdienen.
De netwerksamenleving is steeds verder geïnternationaliseerd. Bedrijven werken wereldwijd. Er bestaat geen piramide waar van bovenaf regels op allerlei maatschappelijk relevante terreinen kunnen worden vastgesteld of uitgevoerd, laat staan gecontroleerd. De verplaatsing van de politiek hoeft geenprobleem te zijn als ook elders controleerbaar en transparant medeverantwoordelijkheid wordt genomen. Ondernemen is meer dan de wet gehoorzamen en verder calculerend bezig zijn en veel bedrijven zien voor zichzelf terecht een veel bredere opdracht en hebben doorbraken geforceerd op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In feite is het een uitdaging om gezamenlijk in het bedrijf doelstellingen te formuleren op terreinen als corruptiebestrijding, ondernemen in conflictgebieden, arbeidsomstandigheden, sociaal welzijn in de buurt, minderhedenbeleid en milieu. Dit kan tevens de interne en externe identiteit van een bedrijf verbeteren. Uiteraard moet dit in nauwe samenspraak plaatsvinden met stakeholders zoals de ondernemersraad, de vakbeweging en niet-gouvernementele organisaties.
Dit laat uiteraard de verantwoordelijkheid van de overheid onverlet. En die bestaat er nu juist op dit terrein ook uit om er voor te zorgen dat bedrijven via een rapportageverplichting ook over hun internationale activiteiten helder maken wat ze doen zoals dat nu gebeurt op het terrein van financiële verslaglegging in de jaarrekening. En ook de overheid zelf zal een gedragscode moeten hanteren als zij als ondernemer, inkoper of exportverzekeraar functioneert.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet niet beperkt worden tot een klein aantal trekkers, maar het is van belang dat allereerst in Nederland een level playing field wordt gecreëerd. Een rapportageverplichting of een convenant kan daarbij een belangrijke rol spelen. Het is daarom niet goed te begrijpen waarom de SER zich vooralsnog tegen een rapportageverplichting verzet. Juist omdat maatschappelijk verantwoord ondernemen zo moeilijk te definiëren is verdient het aanbeveling dat de grotere ondernemingen in het openbaar rapporteren over hun doelstellingen en maatregelen. Dat versterkt ook de rol van het door het ministerie van EZ ingestelde contactpunt dat over maatschappelijk verantwoord ondernemen moet rapporteren. Internationaal zijn er al belangrijke standaarden ontwikkeld die kunnen voorkomen dat rapportages zich beperken tot een ‘glossy’ beschrijving van alles wat goed is voor de wereld. Een rapportageverplichting per convenant of wetgeving zou het proces van maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijke stimulans kunnen geven. Daarbij worden dus per se geen normen per wet opgelegd die een ont-wikkeling vroegtijdig zou kunnen smoren, maar worden juist de mogelijkheden versterkt om doelstellingen en maatregelen bedrijfs- en landenspecifiek in te vullen. Ook schept het duidelijkheid voor aandeelhouders, pensioenfondsen, werknemers en andere stakeholders. Maatschappelijk verantwoord investeren en beleggen bijvoorbeeld door pensioenfondsen heeft in de VS een enorme vlucht genomen. Nederland loopt hierbij sterk achter. Een heldere rapportageverplichting als onderdeel van het jaarverslag van de grotere ondernemingen kan van groot belang zijn om deze achterstand in te halen. Het is daarom jammer dat staatssecretaris Ybema hier nog niet op wil insteken.
Als eerste internationale stap heeft de Oeso zijn richtlijnen voor multinationale ondernemingen afgelopen zomer nieuw leven ingeblazen. Daarin staan in ieder geval de normen opgesomd die door de Oeso-landen als maatschappelijk (on)gewenst worden gezien. Het is een product geworden dat waardering verdient en maar tegelijkertijd het compromis uitstraalt. Het informeren over de richtlijnen zal door de regeringen van de Oeso-lidstaten onder hun ondernemers ‘slechts’ worden gestimuleerd, maar niet worden afgedwongen.
Kan de overheid het laten bij het bekend maken en bevorderen van de Oeso-richtlijnen? Vooralsnog komt de stimulans voor maatschappelijk ondernemen vooral van de vraagkant : maatschappelijk consumeren bevordert dat er meer producten worden gekocht die bijvoorbeeld ‘kinderarbeid-vrij’ of ‘groen’ zijn. Daarbij is het van belang dat de consument ook kan weten dat een ondernemingen producten maakt of diensten levert die op een maatschappelijk verantwoorde manier tot stand zijn gekomen. De uniformiteit en de kwaliteit van de rapportages die er nu zijn lopen in kwaliteit enorm uiteen. In dit kader overwegen de PvdA en Groen Links een initiatiefwetsontwerp voor te leggen dat op deze gewenste transparantie via verslaglegging of anders via een convenant de nadruk legt. Het waarheidsgehalte van dergelijke verslaglegging wordt hiermee controleerbaar gemaakt. Stakeholders waaronder overigens nadrukkelijk ook de ondernemersraad kunnen de vinger op de zere plek leggen als blijkt dat een bedrijf zich niet houdt aan wat men in het jaarverslag heeft gemeld. Dit belemmert geenszins het dynamische proces waarin maatschappelijk ondernemen zich bevindt maar stimuleert juist de positieve creativiteit die in de bedrijven volop aanwezig is. In dat verband is het van belang dat de tucht van de markt kan spreken en dat kan alleen als alle partijen weten hoe die markt in elkaar steekt.