Heineken en ex-medewerkers van Bralima – een dochteronderneming van Heineken in de oostelijke Democratische Republiek Congo (DRC) – zijn tot een schikking gekomen nadat 168 werknemers een klacht indienden bij de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) over onrechtvaardig en onwettig ontslag. Volgens de klacht schond Heineken mensenrechten en de richtlijnen van de OESO en de werknemers vroegen om een schadevergoeding. Het Nationaal Contactpunt (NCP) in Nederland, dat toeziet op de naleving van de OESO-richtlijnen, faciliteerde de overeenkomst. Hoewel de details vertrouwelijk blijven, zeggen alle partijen tevreden te zijn over de uitkomst. De werknemers werden ondersteund door SOMO, het OECD Watch netwerk en de Congolese organisatie Afrewatch.
“Aangezien overeenkomsten onder de OESO-richtlijnen zelden tot daadwerkelijke genoegdoening leiden is deze uitkomst historisch”, legt Joseph Wilde-Ramsing, coördinator van OECD-Watch, uit. “Deze belangrijke uitkomst is het resultaat van enerzijds het onvermoeibare doorzettingsvermogen van de werknemers om voor hun rechten op te komen en een gepaste schadevergoeding te eisen, maar ook van de betrokkenheid van Heineken en de professionaliteit van het Nederlandse NCP. Deze zaak laat zien dat NCPs – als ze genoeg financiële middelen krijgen en worden gesteund door politieke wil – ervoor kunnen zorgen dat slachtoffers daadwerkelijk toegang tot gerechtigheid krijgen en conflicten tussen bedrijven en gemeenschappen kunnen helpen oplossen.”
De klacht
Volgens de klacht, die in oktober 2015 is ingediend, schond Bralima tussen 1999 en 2003 de mensenrechten van 168 werknemers van de Bukavu fabriek door hen onrechtmatig te ontslaan en door samen te werken met de gewelddadige rebellenbeweging RCD-Goma, die op dat moment aan de macht was in Bukavu. Volgens de klacht heeft Bralima gebruik gemaakt van de politieke onrust in de DRC om snel een groot aantal werknemers te ontslaan, door toestemming te vragen aan de rebellenbeweging in plaats van aan de bevoegde arbeidsinspectie. De ontslagen werknemers werden bovendien vervangen door tijdelijke uitzendkrachten. Moederbedrijf Heineken zou op de hoogte moeten zijn geweest van de situatie en had haar invloed moeten gebruiken om de schendingen van de rechten van de arbeiders te voorkomen. De werknemers houden Heineken verantwoordelijk dat dit is uitgebleven en verzochten hen te compenseren voor de geleden schade.
Professionele en toegankelijke NCP vergemakkelijkt bemiddeling
Nadat de klacht in behandeling is genomen heeft het Nederlandse NCP een proces opgestart waarin de feiten werden onderzocht en de bemiddeling werd gestart. Tussen januari en augustus 2017 faciliteerde het NCP dialogen tussen de beide partijen op de Nederlandse ambassades in Oeganda en Frankrijk en daarbij sprak Heineken twee keer afzonderlijk met de werknemers. Het was hierbij van cruciaal belang dat het NCP alle sleuteldocumenten toegankelijk maakte voor de klagers en ervoor zorgde dat de klagers bij de dialogen aanwezig konden zijn. Het gebeurt niet vaak dat de overheid haar NCP zo toegankelijk maakt, in dit geval was dit een duidelijke succesfactor.
De overeenkomst
Hoewel de details van de uiteindelijke overeenkomst vertrouwelijk blijven, geven alle partijen aan tevreden te zijn met het resultaat. John Namegabe Bugabo, een van de voormalige werknemers, zegt: “We hebben vele jaren gestreden voor gerechtigheid en zijn heel blij met de uitkomst van deze bemiddeling. We danken Heineken dat ze bereid waren tot een oplossing te komen, het Nederlandse NCP en de externe bemiddelaar voor de professionele bemiddeling, en SOMO en Afrewatch voor hun steun.” Als onderdeel van de overeenkomst heeft Heineken zich toegelegd haar beleid en praktijken in fragiele en conflictgebieden te verbeteren. Dit zal halverwege 2018 worden geëvalueerd.
(Foto landkaart: Vrij Nederland)