“Bedrijven als Kellogg’s, Unilever en Nestle gebruiken palmolie van plantages waar kinderen werken”, kopte de Britse krant The Independent vorige maand. Negen internationale fabrikanten van consumentenproducten profiteren indirect van kinderarbeid en uitbuiting, constateerde Amnesty International na gesprekken met 120 werknemers van Indonesische palmolieplantages. Dergelijke krantenkoppen, waarin het merk direct gerelateerd wordt aan grove mensenrechtenschendingen, laten de bestuurders van de betrokken ondernemingen zeker niet koud. Vooral omdat zij palmolie afnemen van leveranciers uit Indonesië die te boek staan als duurzame palmolieproducenten. Door te kiezen voor duurzame leveranciers onderkennen de multinationals het belang van goede arbeidsomstandigheden.
De invoering van wet- en regelgeving en de formulering van internationale richtlijnen, zoals bijvoorbeeld de UN Guiding Principles for Business and Human Rights, heeft aan de onderkenning daarvan bijgedragen. Internationale ondernemingen staan niet graag bekend als achterblijvers op dit gebied. Indien zij mensenrechtenrisico’s niet aanpakken, riskeren zij slepende en kostbare juridische processen. Wereldwijd lopen er momenteel meer dan 100 rechtszaken in verband met schendingen van mensenrechten bij bedrijven.
Een andere belangrijke katalysator zijn de duurzaamheidsambities van grote institutionele beleggers als pensioenfondsen. Zij verwachten dat de ondernemingen waarin zij investeren mensenrechten respecteren en kunnen aantonen hoe zij de bijbehorende risico’s beheersen. Incidenten vormen niet alleen voor de betrokken ondernemingen maar ook voor hun financiers een reputatie- en financieel risico.
Maatschappelijke doelstellingen maken meer en meer onderdeel uit van de corporate identiteit en ondernemingen dragen deze waarden intern maar ook extern breder uit. Maar het is hachelijk over duurzaam ondernemen, het creëren van maatschappelijke waarden of het realiseren van Sustainable Development Goals te spreken wanneer de onderneming zelf niet voldoet aan de door haar geformuleerde duurzaamheidsprincipes. Hetzelfde geldt indien er geen zekerheid bestaat of er verder weg in de toeleveringsketen wel aan deze principes wordt voldaan.
Zo is Indonesië de grootste palmolieproducent ter wereld, en de sector biedt werkgelegenheid aan miljoenen mensen. Dat maakt het voor buitenlandse afnemers uitermate complex om toezicht te hebben op de lokale arbeidsomstandigheden. Het is van groot belang dat bedrijven hierin meer inzicht vergaren omdat zij steeds vaker verantwoordelijk worden gehouden voor ongeregeldheden die eerder in de toeleveringsketen plaatsvinden. Hoewel misschien voor veel bedrijven nog geen dagelijkse kost, is het verstandig meer samenwerking te zoeken met ketenpartners zoals NGO’s en vakbonden, die beschikken over lokale netwerken en daardoor zeer goed zijn geïnformeerd.
Ook is het zaak mensenrechten niet geïsoleerd te benaderen maar als integraal onderdeel van het risicomanagement. Een heldere governancestructuur met duidelijke verantwoordelijkheden en processen stelt organisaties in staat mensenrechtenrisico’s tijdig te identificeren en controleren. Ondernemingen moeten breed investeren in kennis over dit onderwerp en deze vertalen in concrete organisatiedoelstellingen. Daarbij dient men rekening te houden met culturele verschillen die bestaan tussen landen. Mensenrechtenrisico’s moeten ook een vast onderdeel zijn van de due-diligence bij acquisities en het betreden van nieuwe markten.
Op dit moment is de rapportage over mensenrechten nog vrij beperkt en veelal kwalitatief van aard. Voor veel bedrijven is het nog een grote opgave om informatie over mensenrechten relevant te maken voor investeerders. Terwijl incidenten over bijvoorbeeld de gezondheid of veiligheid van werknemers het uiteindelijke ondernemingsresultaat beïnvloeden, en dus van belang zijn voor beleggers. Wij verwachten dat koplopers op termijn de waarde van hun activiteiten op het gebied van mensenrechten in financiële termen, de ‘True Value’, gaan uitdrukken.
Op 10 december is het exact 68 jaar geleden dat de Universele verklaring van de rechten van de mens werd aangenomen door de Verenigde Naties. Een goed moment voor bestuurders om stil te staan bij noodzakelijke verbeteringen op dit vlak in de eigen organisatie. Juridische kosten, schade aan reputatie en relaties, een verlies aan inkomen of financiering en het behouden van de maatschappelijke ‘licence to operate’ zijn niet te negeren argumenten om nog meer werk te maken van mensenrechten.
Jerwin Tholen en Paulien Eckhardt zijn werkzaam bij KPMG Sustainability. Zij zijn co-auteurs van het KPMG-rapport “Addressing human rights in business”.