In een eerder artikel stonden Niels Faber en Jan Jonker stil bij de grenzen die er zijn aan het gebruik van grondstoffen in kringlopen. Naast verbruik speelt binnen de Circulaire Economie (CE) echter ook de beschikbaarheid van materialen een belangrijke rol. Bakstenen, beton en metaal, eenmaal verwerkt in gebouwen of wegen, tellen een aantal decennia niet mee in de (her)bruikbare voorraad grondstoffen en materialen. Voor andere grondstoffen geldt dat de omloopsnelheid een stuk korter is en dus komen ze relatief snel terug in de materialenvoorraad. De vraag is dan wel of het materiaal dat terugstroomt dezelfde eigenschappen heeft in de tweede, derde, of latere gebruikscyclus. En welke rol speelt de aard van het materiaal hier? Dat leidt tot de fundamentele vraag hoe we de materialenvoorraad voor de CE moeten gaan samenstellen om tot een circulair grondstoffen systeem te komen. Daarover meer in dit artikel.

Levende materialen sterven

De materialen die we gebruiken binnen de verschillende producten, goederen, etc. zijn te onderscheiden in twee hoofdgroepen: de organische (levende) en anorganische (dode) materiaalstromen. Organische materialen kennen een biologische oorsprong en zijn feitelijk die materialen die de bio-based economie voortbrengt. Een mooi kenmerk van deze materialen is dat zij groeien. Als we op de juiste wijze omgaan met onze planeet, zouden we hier in principe een steeds weer aangroeiende en daarmee oneindige voorraad kunnen creëren. En dan gaat het wel over nieuw materiaal. Hiernaast leent dit materiaal zich ook prima voor hergebruik. Zo wordt papier al voor zo’n 80% gerecycled en gebruikt als grondstof voor nieuw papier tezamen met ‘virgin’ houtvezels. Ook bij katoen is hergebruik goed mogelijk. Maar waar papier zo’n 6 tot 7 keer gerecycled kan worden alvorens de vezel te kort is voor toepassing in nieuw papier, kan katoen, afhankelijk van de wijze van recycling veel malen langer gebruikt worden met behoud van kwaliteit.

Oneindige dode materialen

Voor dode materialen liggen de zaken net even wat anders. Hier moet ook eerst een basaal onderscheid aangebracht worden tussen materialen die onttrokken worden aan de aarde en die door de mens gecreëerd worden. Bij de eerste groep kan gedacht worden bijvoorbeeld aan metalen, steen, en aardolie. Plastics, legeringen en verwerkte rubbers behoren tot de tweede soort. Ook hier is een duidelijk verschil in de mate van herbruikbaarheid. Metaal, blik, of glas zijn bijvoorbeeld zo goed te recyclen dat zij weer de eigenschappen van nieuw materiaal verkrijgen. Of zelfs beter dan dat. In termen van het concept ‘cradle-to-cradle’ spreken we dan over ‘upcycling’ in plaats van recycling. Dit behoud van kwaliteit zorgt ervoor dat deze materialen onder de juiste condities oneindig vaak te recyclen zijn.

Beperkte kunstmatigheid

Bij de zogenaamde synthetische materialen is hergebruik stukken ingewikkelder. Plastics die worden gebruikt in verpakkingen worden in hun tweede leven vermalen tot granulaat en kunnen dan dienen als grondstof voor nieuwe producten en verpakkingen. Zo eenvoudig klinkt het. Maar de complexiteit van recycling van plastics zit in de enorme verscheidenheid aan soorten. Verschillende typen plastics mengen slecht en de kwaliteit van het resultaat laat vaak te wensen over. Naast die verscheidenheid spelen ook problemen rondom het gebruik van allerlei hulpstoffen zoals vulmateriaal, verf en andere additieven die gebruikt worden om ‘virgin’ plastic bepaalde eigenschappen te geven. Deze worden vaak een zodanig onderdeel van het plastic dat scheiden en daarmee recycling bemoeilijkt wordt. Eenzelfde problematiek geldt voor een materiaal als rubber. Ook daar behoort het vermalen van rubbers, bijvoorbeeld van autobanden, tot rubbergranulaat of poeder tot vrijwel de enige optie om nog iets nuttigs met het restmateriaal te kunnen doen. Bij dit type kunstmatige materialen is ook sprake van een snelle terugloop van kwaliteit. Dit leidt tot een beperkt aantal kringlopen. Veel materialen in deze stroom eindigen dan ook in het afvalputje van de recycling en worden allen nog gebruikt voor energieopwekking (de zo mooi geheten ‘thermische recycling’).

Naar een circulaire materialenvoorraad

Voor de realisatie van een daadwerkelijke CE lijkt een indexering van de grondstoffen- en materialenvoorraad die we binnen onze huidige economie zo vanzelfsprekend vinden noodzakelijk. Momenteel is deze nog te veel gebaseerd op synthetische materialen die beperkt zijn in hun levensduur en het aantal recycle-cycli die zij kunnen doormaken. Zo’n indexering zou o.a. inzicht moeten geven in o.a. de beschikbaarheid (door de tijd heen) en de mate van recyclebaarheid en het aantal maal dat dat zou kunnen. Een dergelijke indexering zou de basis kunnen leggen voor (regionale, nationale en internationale) grondstoffen bank. De transitie naar een volwaardige CE zal naast een verder gebruik van bio-based materialen met nadruk vragen om het overschakelen op (1) materialen die eenvoudig en vaak te recyclen zijn binnen de CE, (2) materialen die op relatief eenvoudige wijze aan te vullen zijn en met nadruk (3) afscheid te nemen van het gebruik van materialen die eigenlijk maar één echt leven kennen.

Niels Faber is onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent aan de Hanzehogeschool Groningen. Zijn onderzoek concentreert zich op de organisatorische aspecten van duurzaamheid. Dit vertaalt zich in thema’s als: nieuwe vormen van organiseren in het bijzonder de circulaire economie, de transitie die dat met zich meebrengt en het meten van de voortgang in deze. Hij heeft meer dan 50 publicaties gerealiseerd en is co-redacteur van een serie online columns over de circulaire economie.

Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op nieuwe businessmodellen in een veranderende economie. Zijn meest recente bestseller is ‘Nieuwe Business Modellen; Samen Werken aan Waardecreatie’ (2014). In 2016 heeft hij het landelijk onderzoek over Business Modellen voor de Circulaire Economie gelanceerd (zie: bit.ly/2dSu9S8). Samen met Niels Faber is hij co-redacteur van een serie online columns over de circulaire economie.