Een van de grootste uitdagingen en in het verduurzamen van onze economie is het blijvend opnieuw gebruiken van de ons beschikbare grondstoffen. Daar gaat het in essentie om in de circulaire economie: het vinden van oplossingen om de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen te omzeilen voordat we ze hebben opgebruikt én hiervoor de juiste economische, institutionele en organisatorische context te ontwikkelen. Om die reden hebben wind- en zonne-energie een belangrijke rol in de realisatie van de circulaire economie: ze symboliseren dat als we slim gebruik maken van natuurlijke hulpbronnen, eindigheid geen thema meer hoeft te zijn.

In het denken over de circulaire economie staan de natuurlijke hulpbronnen die de aarde biedt, de samenstelling van materialen, materiaalstromen en het organiseren van kringlopen hiervan, centraal. De circulaire economie is in de kern dan ook een technisch-organisatorisch concept. Dat is een veelgehoorde kritiek op de circulaire economie: net zoals je bij cradle to cradle (C2C) bijkans hooggeleerd chemicus moet zijn om producten te kunnen ontleden en je een idee te vormen over mogelijkheden tot upcycling in plaats van recycling, vraagt de circulaire economie om vergevorderde materialenkennis en expertise in materiaalstromen. Maar hoewel de circulaire economie vaak wordt gepresenteerd als een technisch vraagstuk, dient juist de ‘menselijke kant’ een cruciale rol in de circulaire economie te spelen. Die kant heeft zeker drie dimensies.

In de eerste plaats gaat het over gedrag. Ons huidige socio-economische systeem is sterk gebaseerd op eigenschappen van menselijk gedrag zoals eigenbelang, korte termijnperspectief, statusoriëntatie, het kopiëren van gedrag dat wij als norm beschouwen en onze aandacht voor directe zintuiglijke ervaringen. Evolutionair psychologen stellen dat deze eigenschappen ingesleten zijn geraakt vanuit de tijd dat de mens nog over de Afrikaanse savanne trok en dat duurzaamheid tegen deze achtergrondruis uit de oertijd weinig kans heeft. Rousseau’s beeld van de nobele wilde ten spijt zit onduurzaamheid ons in de genen. Het zijn precies die eigenschappen die de mens lang succesvol hebben gemaakt – tot zij met name sinds de landbouwrevolutie tegen ons begonnen te werken en een mismatch met de moderne omgeving opleverden. In hun boek ‘Mismatch – Hoe we dagelijks worden misleid door ons oeroude brein’ stellen Van Vugt en Giphart dat deze eigenschappen ‘met elkaar een horrorscenario vormen voor de ecologische schade die wij [als mensen] aanrichten’,  Met die eigenschappen moeten we dus korte metten maken, ofwel door er radicaal afscheid van te nemen, ofwel door duurzaamheid op slimme manieren gebruik te laten maken van die kenmerken en ze in ons voordeel te laten werken. We moeten de circulaire economie op de een of andere manier zien te stoelen op onze tekortkomingen. Daartoe is omdenken gevraagd: het moet mogelijk zijn om circulaire oplossingen juist in te laten spelen op deze inherente menselijke eigenschappen in plaats van ons er door te laten beperken. De circulaire economie zal waarschijnlijk een stuk beter gedijen als het duidelijk is dat het op korte termijn rendeert, als het kan appelleren aan statusgevoel en als er meer aansprekende goede voorbeelden zijn die gemakkelijk te kopiëren zijn. En als we mensen op de of andere manier de 60.000.000.000 kilo afval die we volgens het SER-advies ‘Werken aan een circulaire economie: geen tijd te verliezen’ met elkaar creëren kunnen laten ervaren, zullen ze waarschijnlijk sneller geneigd zijn hun gedrag aan te passen. (Virtual reality kan in dit verband weleens een heel schone technologie blijken!) Gezien de beperkte ervaringen hiermee in de gedragswetenschappen, is experimenteren echter geboden.

Een tweede perspectief op de menskant werd recent in Het Financieele Dagblad geadresseerd door Jan Jonker en Hans Stegeman, die stelden dat de circulaire economie vraagt om nieuw denken. Nieuw denken dat is gebaseerd op een goed begrip van complexe systemen waarin vele samenhangende factoren spelen en het formuleren van scenario’s op basis van expertinzichten. Circulair denken is geworteld in een ander paradigma – een paradigma dat niet lineair is, waar economische en niet-economische variabelen elkaar beïnvloeden en waar onzekerheid troef is. Het is het type denken waar het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome op was gebaseerd en dat we nu harder dan ooit nodig hebben. Alleen daarmee kunnen we grip krijgen op de verwevenheid van economische waarde en niet-economische waarde en ons een idee vormen hoe we die waarden in een symbiotisch verband met elkaar kunnen brengen.

Er is nog een derde ‘menskant’. We hebben de beschikking over minstens drie onuitputtelijke hulpbronnen die we kunnen inzetten om de circulaire economie te realiseren: vertrouwen, talent en ondernemerschap. Vertrouwen is essentieel als je wilt samenwerken om materiaalketens te verbinden, op ontwerpniveau in productieprocessen al het verschil wilt maken en de juiste organisatie-configuraties voor de circulaire economie wilt ontwikkelen. Talent hebben we nodig om toepassingsmogelijkheden van materialen te ontdekken en duurzaamheid slim te maken met circulaire intelligentie. Talent hangt ook samen met vindingrijkheid: waar de circulaire economie in de kern oproept tot het gebruik van less resources hebben we net zo hard resourcefulness nodig. Ondernemerschap, tenslotte, moeten we inzetten om marktkansen die het circulair denken biedt te identificeren en te benutten en om creatieve oplossingen te vinden voor bijvoorbeeld beperkingen in wet- en regelgeving die de circulaire economie parten spelen. Maar vooralsnog is het onduidelijk of coördinatie binnen de circulaire economie langs de spelregels van de markt georganiseerd moet worden, of dat we op zoek moeten naar alternatieven.

Vertrouwen, talent en ondernemerschap zijn grondstoffen die we blijvend kunnen gebruiken. Het zijn onze wapens in de strijd tegen de eindigheid van het economische model waar we sinds de industriële revolutie op hebben vertrouwd. Het zijn precies die aspecten waar Nederland zich in de internationale concurrentiestrijd op wil onderscheiden. Het aardige is dat ze met het gebruik ervan zelfs toenemen – in hoeveelheid én kwaliteit. Vertrouwen creëert vertrouwen. Talent ontwikkelt zich. Ondernemerschap is besmettelijk. Over upcycling gesproken! En we hoeven niet eens ons best te doen om deze grondstoffen te delven – ze zijn te vinden aan de oppervlakte.

Het is de ‘menskant’ van de circulaire economie die er voor zorgt dat de circulaire economie écht kans van slagen heeft.

Lars Moratis is lector Duurzaam Ondernemen aan de NHTV in Breda, academisch directeur van het Competence Center Corporate Responsibility van Antwerp Management School en oprichter van ImpactAcademy. Hij studeerde bedrijfskunde en is daarin ook gepromoveerd.