Het tijdvenster om de klimaatopwarming te beperken tot twee graden Celsius sluit zich binnenkort. Echter, met aanvullend beleid op het klimaatakkoord van Parijs door nationale overheden, via niet-gouvernementele acties en met krachtige internationale coalities is de Parijs-limiet nog haalbaar. Die optimistische maar kritische visie geeft prof.dr. Niklas Höhne in zijn inaugurele rede aan Wageningen University op 1 september.

“Klimaatverandering is een van de prominentste milieuproblemen waar we iets mee moeten”, zegt de Wageningse buitengewoon hoogleraar Mitigation of Greenhouse Gas Emissions in zijn inaugurele rede. “Zelfs als alle beloften van de landen voorgesteld in de historische klimaatovereenkomst van Parijs ingelost worden, resteert er een enorme hoeveelheid broeikasgassen die de temperatuur zal opjagen”, stelt prof. Höhne. “En niet een beetje, maar tot ver boven de afgesproken twee graden”. Voorbij die grens voorziet hij overstromingen en droogtes en mogelijk ook een kanteling van natuurlijke systemen zoals de Golfstroom in de Atlantische Oceaan.

Klimaatakkoord Parijs

In Parijs werd in december vorig jaar in de COP21-conferentie afgesproken dat de wereldtemperatuur rond het jaar 2100 niet meer dan twee graden mag stijgen en liefst niet meer dan anderhalve graad. Zelfs bij een beperkte opwarming van twee graden, zouden de koraalriffen al verbleken. Om dat te voorkomen moet de uitstoot van broeikasgassen door al onze activiteiten tot nul dalen tegen 2100 (2°C) of zelfs rond 2060 (1,5°C). Echter, de uitstoot van broeikasgassen stijgt momenteel nog steeds met 1 tot 3% per jaar en dat blijft zo onder ‘business-as-usual’-condities. Toch ziet de Wageningse hoogleraar een aantal lichtpuntjes om de klimaatdoelen te bereiken.

“Allereerst moeten we het momentum van Parijs vasthouden en doorpakken in de beoogde bijdragen die staten al hadden geformuleerd voordat zij het akkoord ondertekenden (de zgn. Intended Nationally Determined Contributions). De voorbereidingen voor deze voorstellen hebben een stimulerende werking op de nationale klimaatagenda’s”, licht hij toe.

“Ten tweede verdienen de initiatieven buiten de nationale actieplannen (buitengewoon actieve ‘non-state actors’, zoals Parijs aantoonde) sterkere financiële en institutionele ondersteuning, want ze gaan niet alleen verder dan de doelen van de staten, ze zijn ook aanstekelijk en motiveren zo andere partijen om soortgelijke uitstoot limiterende acties op te zetten.”

Sneller-dan-verwacht

Het derde aandachtspunt ziet prof. Höhne in de modelfunctie in sommige sectoren, zoals de bouw, waar bijvoorbeeld de overgang naar een energie neutrale ontwerpen en exploitatie sneller verlopen dan verwacht. “Deze voorlopers kunnen model staan voor coalities van landen, maatschappelijke groeperingen en andere stakeholders met een voldoende kritische massa, zodat ze in staat zijn innovatieve technologieën wereldwijd in te voeren. Denk aan energieneutrale gebouwen, energiezuinige apparatuur, elektriciteitsopslag of emissieloze cement- en staalproductie of zelfs CO2-neutrale luchtvaart,” aldus prof. Höhne in zijn rede ‘Limiting climate change to well below 2 °C or 1.5 °C’

Deze drie maatregelen kunnen een opwaartse spiraal creëren in het nationale overheidsbeleid, actieprogramma’s van niet aan landen gelieerde instellingen en internationale coalities die de overgang naar een emissieloze maatschappij versnellen.

De buitengewone leerstoel van prof. Niklas Höhne wordt gefinancierd door het NewClimate Institute, waarvan hij een van de oprichters is. De leerstoel is ondergebracht bij de leerstoelgroep Milieusysteemanalyse onder leiding van prof. Rik Leemans.