Onlangs verscheen het SER-advies over de Circulaire Economie (CE). Dit advies moet de basis bieden voor kabinetsbeleid in het najaar. Het advies past in een hele serie rapporten en adviezen rond de CE die in recente jaren verschenen zijn. Maar ondanks al die aandacht is onze kennis over wat een circulaire economie in economische zin nu echt betekent beperkt. Ook door de SER worden teveel rechte lijnen vanuit de huidige ontwikkelingen op bedrijfsniveau doorgetrokken naar de toekomst. Onderzoek naar de macro-economische effecten van de CE is dringend gewenst. Dat zou een kader kunnen aanreiken om de transitie richting een circulair Nederland vorm te geven volgens Jan Jonker (hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit (Nijmegen School of Management)) en Hans Stegeman ( Hoofdeconoom Nederland bij de Rabobank en werkt aan een promotie-onderzoek over de Circulaire Economie bij de Radboud Universiteit).
Ambitie in transitie
Door producten slimmer te ontwerpen, de levensduur ervan te verlengen en onderdelen opnieuw te gebruiken, levert de circulaire economie een belangrijke bijdrage aan een transitie naar een samenleving die binnen de grenzen van wat aarde aankan opereert. Dit stelt het recent verschenen SER advies “Werken aan een circulaire economie: geen tijd te verliezen”. Het advies past in de snel groeiende belangstelling voor de circulaire economie waar in een eerder stadium onder andere de RLI, TNO, de OESO, MVO Nederland en de Ellen MacArthur Foundation aan hebben bijgedragen. De SER pleit voor een ambitieuze transitieagenda waardoor Nederland in een aantal ketens wereldwijd koploper kan worden op het gebied van circulaire economie. Het ruim 100 pagina’s tellende rapport geeft een overzicht van zo ongeveer alles wat de laatste vijf jaar gezegd en onderzocht is op het terrein van de CE. Veel wordt helaas klakkeloos overgenomen. Niet geheel verwonderlijk leest het rapport nog het beste als een omgevallen boekenkast. En dat is ronduit jammer. Een dergelijk rapport zou juist boven die materie moeten uitstijgen en een richtinggevend advies voor het komende decennium moeten geven. De circulaire economie impliceert immers een fundamentele maatschappelijke transitie en niet, zoals soms gedacht wordt, een incrementele verandering van hoe bedrijven nu werken en dat dan een beetje verstreken. En ook al wordt het woord transitie regelmatig gebruikt, de betekenis wordt niet echt duidelijk. De centrale leidraad van de voorgestelde transitieagenda in het SER-rapport is vooral het bestaande te versterken. En of dat zal leiden tot het realiseren van de ambitie om Nederland koploper te laten worden moet daarom ondanks goede intenties worden betwijfeld.
Kijken op meerdere niveaus
Maar als het SER-advies geen ‘moonshot’ aanreikt, hoe moet het dan wel? Het verdient aanbeveling om de CE op drie niveaus te gaan bekijken: micro, meso en macro. Op het eerste niveau ontstaan steeds meer ‘business cases’, ofwel bedrijven met een verdienmodel gebaseerd op één of meerdere aspecten van de drie-deling re-duce, re-use of re-cycle. Dat betekent dat deze bedrijven één of een aantal elementen van de circulaire economie in hun bedrijfsproces(sen) hebben ingevoegd al dan niet in samenwerking met toeleveranciers etc. Dit kan variëren van het efficiënt omgaan met grondstoffen tot het gebruiken van afvalstromen, het verlengen van de levensduur van producten tot het verkopen van diensten in plaats van producten.
Bij de circulaire economie is intensivering van de voor- en achterwaartse samenwerking in de keten van groot belang. Dat wordt pas echt zichtbaar op het mesoniveau. Afval als input is daarvan het meest bekende voorbeeld. Meervoudige waardecreatie is een sleutelbegrip op dit niveau. De CE kan alleen succesvol worden als die waarde tussen bedrijven kan worden gecreëerd en succesvol verloopt. Dat betekent kringlopen sluiten met het oog op wederzijdse waardecreatie. Beter inzicht in de bouwstenen en voorwaarden voor clusters van bedrijven en partijen die dat mogelijk maken levert een bijdrage aan de gewenste transitie. Kennis over hoe dat zou moeten, welke business- en organisatiemodellen dat vraagt op dat meso-niveau, is nog zeer beperkt.
De laatste ‘laag’ van de circulaire economie, het macroniveau, is eigenlijk de lastigste. En juist op dit niveau wordt maar al te vaak de claim gemaakt dat een overgang naar de circulaire economie zowel goed is voor het milieu als voor de economie. Maar het is maar de vraag of en hoe dat samen kan gaan: een economie die groeit én een die binnen de grenzen van de aarde blijft. Niet in de laatste plaats is een circulaire economie er een van krimp, gezien vanuit het huidige (lineaire) economische denken. Dus juist op dat macro-niveau is sprake van een ‘black box’ en moet het echte werk nog beginnen. Daarom hier een voorstel om de eerste stappen te zetten.
“Limits to Growth” revised
De basis voor het huidige denken over ‘duurzaam ondernemen’ is meer dan veertig jaar geleden gelegd met het rapport ‘Limits to Growth’ (1972). Dit rapport voor de Club van Rome, bood voor het eerst een samenhangend dynamisch model van ons economisch doen en laten en de interactie met het milieu. Dit rapport heeft ook de basis gelegd voor System Dynamics (SD), een non-lineaire benadering van complexe dynamische systemen. Cruciaal in deze benadering staat de idee van Group Model Building (GMB): een groep experts bouwt en vult samen een model van een complex en dynamisch vraagstuk om op grond daarvan scenario’s te ontwikkelen. Inmiddels is het onderzoek vele malen herhaald waardoor een valide en betrouwbare onderzoeksmethodologie is ontstaan.
Het zou dus bijzonder te bepleiten zijn om met de kennis van nu over ‘Limits to Growth’, System Dynamics en Group Model Building een model te gaan bouwen voor de Circulaire Economie samen met experts. Dat kan in een jaar tijd, mogelijk iets meer. Wij zullen ons daar in ieder geval sterk voor maken. We roepen langs deze weg partijen op om steun en ondersteuning om dit plan te verwezenlijken. Met wat voorbereiding betekent dat in de loop van 2018 een model voor de circulaire economie, een rapport en een congres waarin de macro-economische consequenties aan de hand van verschillende scenario’s inzichtelijk gemaakt worden. Dat is helaas een jaar na het aantreden van het nieuwe kabinet. Maar dat is dan maar zo. Dit onderzoek zou echter wel een duidelijke plaats kunnen krijgen in het Rijksbrede programma circulaire economie dat waarschijnlijk in het najaar gelanceerd gaat worden. Want de wijze waarop nu in het advies van de SER het bestaande doorgetrokken wordt naar de toekomst doet te weinig recht aan het belang én de impact van de circulaire economie. We zullen echt met elkaar een macro-economisch model moeten ontwikkelen.